Basisfuncties
Verbinding maken met Wi-Fi-netwerken
Veeg van de rechterkant van het scherm naar het midden van het scherm en tik op Instellingen →
Beschikbaar.
Selecteer een netwerk in de lijst met gedetecteerde Wi-Fi-netwerken, tik op Automatisch
verbinding maken → Verbinding maken, geef een wachtwoord in indien nodig en tik op
Volgende. Nadat het apparaat verbinding heeft gemaakt met een Wi-Fi-netwerk, maakt het
apparaat automatisch verbinding met dit netwerk wanneer het beschikbaar is.
Bestanden overbrengen
U kunt audio, video's, afbeeldingen of andere bestandstypen verplaatsen van het apparaat naar
geheugenkaarten of USB-opslagapparaten, of omgekeerd.
1
Plaats een geheugenkaart of sluit een USB-opslagapparaat aan op de USB-poort.
2
Tik op het scherm Applicaties op Computer.
3
Draag bestanden over tussen uw apparaat en de geheugenkaart of USB-opslagapparaat.
Het apparaat beveiligen
Met de beveiligingsfuncties voorkomen dat anderen persoonlijke gegevens en informatie gebruiken
of openen die zijn opgeslagen op het apparaat. Een vooraf ingesteld wachtwoord is vereist wanneer
u het apparaat ontgrendelt.
Een wachtwoord instellen
Veeg van de rechterkant van het scherm naar het midden van het scherm en tik op Instellingen →
Pc-instellingen wijzigen → Gebruikers → Een wachtwoord instellen. Geef een wachtwoord en
hint in en tik op Volgende → Voltooien.
Selecteer een optie in het keuzemenu Een wachtwoord vereisen nadat het scherm is
uitgeschakeld gedurende.
25