Inhoudsopgave
Advertenties
6.7.1
Koppelingsuitrichting
Fig. 12: Controleren van de radiale uitrichting
met een comparator
Fig. 13: Controleren van de radiale uitrichting
met een liniaal
Fig. 14: Controleren van de axiale uitrichting
met een schuifmaat
Fig. 15: Controleren van de axiale uitrichting
met een schuifmaat - controle langs de omtrek
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Atmos GIGA-NF
Installatie en elektrische aansluiting
Voorwaarde voor een betrouwbaar, storingsvrij en efficiënt bedrijf van een pompaggre-
gaat is de juiste uitrichting van pomp en aandrijfas.
Een verkeerde uitrichting kan de oorzaak zijn voor:
ƒ
Overmatige geluidsontwikkeling tijdens het bedrijf van de pomp
ƒ
Trillingen
ƒ
Voortijdige slijtage
ƒ
Overmatige slijtage van de koppeling
Controle van de radiale uitrichting
ƒ
Op een van de koppelingen of op de as een meetklok bevestigen. De kolf van de
meetklok moet op het bovenste punt van de andere halve koppeling liggen.
ƒ
Meetklok op nul zetten.
ƒ
Koppeling draaien en na elke kwartslag het meetresultaat noteren.
ƒ
De radiale uitrichting van de koppeling kan ook worden uitgevoerd met een liniaal.
LET OP
De radiale afwijking van de beide koppelingshelften mag de maximale waarden uit
de tabel „Toegestane toleranties van de koppelingen voor pompen met elektrische
motor of dieselmotor" niet overschrijden. Deze voorwaarde geldt voor elke bedrijfs-
toestand, ook bij bedrijfstemperatuur en aanwezige toevoerdruk.
Controle van de axiale uitrichting
Met een schuifmaat langs de omtrek de afstand tussen beide koppelingshelften con-
troleren.
ƒ
Meetklok op nul zetten.
ƒ
Koppeling draaien en na elke kwartslag het meetresultaat controleren.
LET OP
De axiale afwijking van de beide koppelingshelften mag de maximale waarden uit de
tabel „Toegestane toleranties van de koppelingen voor pompen met elektrische mo-
tor of dieselmotor" niet overschrijden. Deze voorwaarde geldt voor elke bedrijfstoe-
stand, ook bij bedrijfstemperatuur en aanwezige toevoerdruk.
nl
21
Advertenties
Inhoudsopgave
