Reparatie
6. Monteer de voorspanningsmoer en de naaf (9, 8)
op de kap aan de laadzijde (13):
a. Breng antivastloopmiddel aan
op de schroefdraad van de naaf (8).
b. Plaats de voorspanningsnaaf (8)
op de statorkap (13) aan de laadzijde.
Zorg ervoor dat de lippen van
de voorspanningsnaaf (8) naar het midden
van de rotor (7) wijzen.
c. Draai de naaf (8) totdat de afdichting (47)
de boring van de kap (13) raakt.
d. Monteer de statorkap (13) aan laadzijde
op de statorbehuizing (1). Installeer eerst
de afdichting (11) in de statorkap (13).
Zie A
. 13.
FB
e. Lijn de pen (6) in de statorbehuizing (13) uit
met het pengat (6a) op de statorbehuizing (1)
en steek de statorbehuizing (13) er
voorzichtig in. Controleer of de statorkap
goed in positie is aangebracht. Zie A
f.
Monteer de bevestigingen (14)
in de statorkap (13). Draai aan tot 12 N•m
(110 in-lb). Zie Instructies voor aanhalen,
pagina 38.
g. Steek het installatiegereedschap van
de voorspanningsnaaf in de voorspan-
ningsnaaf (8).
h. Gebruik een geschikte sleutel op het
installatiegereedschap van de
voorspanningsnaaf om de voorspanningsnaaf
(8) aan te draaien tot 27 N-m (20 ft-lb).
i.
Verwijder het gereedschap voor het
installeren van de voorspanningsnaaf,
en monteer tijdelijk een M12-ring en een
M12-bout in de rotor.
OPMERKING: De ring en bout worden
geleverd in de vervangingssets voor de rotor.
Wanneer u de huidige rotor opnieuw gebruikt,
gebruik een ring met een buitendiameter van
45 mm (1,75 inch).
j.
Gebruik een geschikte sleutel op de
M12-bout om de rotor minstens tien
omwentelingen te draaien zodat de lagers
goed zijn geplaatst en de rotor in de
stator draait.
k. Verwijder de tijdelijke M12-ring en M12-bout
uit de rotor. Gooi deze weg of gebruik
ze om andere rotors te monteren.
26
l.
Draai de voorspanningsnaaf (8) een kwartslag
los en zet hem dan weer vast met 13 N•m
(10 ft-lb).
OPMERKING: Zorg ervoor dat de rotor goed
kan draaien door erop te letten dat u de
voorspanningsnaaf (8) niet te strak aandraait.
m. Markeer met een stift de plaats van de naaf
(8) ten opzichte van de statorkap (13).
Draai de voorspanningsnaaf (8) niet te strak aan
om schade aan de apparatuur te voorkomen.
n. Installeer de voorspanningsmoer (9).
o. Gebruik een geschikte sleutel op het
installatiegereedschap voor de
voorspanningsmoer om de moer (9)
aan te halen tot 68 N-m (50 ft-lb).
OPMERKING: Gebruik een geschikte sleutel
. 13.
FB
om de naaf (8) stevig op zijn plaats te houden.
Zorg ervoor dat de naaf (8) niet draait tijdens
het aandraaien van de moer (9).
Voorkom schade aan de apparatuur door ervoor
te zorgen dat de naaf (8) niet draait terwijl
u de moer (9) aandraait.
p. Verwijder het installatiegereedschap voor
de voorspanningsmoer.
q. Controleer of de naaf (8) niet van de
gemarkeerde plaats ten opzichte van
de statorkap (13) is gedraaid.
7. Smeer de rotor (7) en de as (7a). Zie De rotor en
as smeren, pagina 28.
Smeer de as (7a) royaal in met vet om schade
aan de apparatuur te voorkomen.
8. Voer De motor opnieuw kalibreren, pagina 29.
LET OP
LET OP
LET OP
3A7197E