■
Alleen de voorluidsprekers produceren geluid
Met de Stereo of Mono-luistermodus geselecteerd,
produceren alleen de voorste luidsprekers en de
subwoofer geluid.
Controleer de luidsprekerconfiguratie.
■
Alleen de middenluidspreker produceert geluid
Indien u de Dolby Pro Logic II Movie, Dolby Pro
Logic II Music, of Dolby Pro Logic II Game
luistermodus gebruikt met een monobron, zoals een
AM-radiostation of een mono TV-programma is het
geluid geconcentreerd in de middenluidspreker.
Zorg dat de luidsprekers correct geconfigureerd zijn. 31
■
De surround luidsprekers produceren geen
geluid
Wanneer de T-D (Theater-Dimensional), Stereo of
Mono-luistermodus is geselecteerd, produceren de
surround luidsprekers geen geluid.
Naargelang de bron en de actuele luistermodus, kan
het gebeuren dat er niet veel geluid wordt
geproduceerd door de surround luidsprekers.
Probeer een andere luistermodus te selecteren.
Zorg dat de luidsprekers correct geconfigureerd zijn. 31
■
De middenluidspreker produceert geen geluid
Bij het selecteren van de Stereo of Mono-luistermodus,
geeft de centrale luidspreker geen geluid.
Zorg dat de luidsprekers correct geconfigureerd zijn. 31
■
De subwoofer produceert geen geluid
De subwooferuitgangen geven geen geluid weer als
alleen luidsprekers B zijn ingeschakeld. Schakel
luidsprekers A in.
Bij de weergave van bronmateriaal dat geen
informatie in het LFE kanaal bevat, produceert de
subwoofer geen geluid.
Zorg dat de luidsprekers correct geconfigureerd zijn. 31
■
Er is geen geluid bij een bepaald
signaalformaat
Controleer de instellingen van de digitale audio-
uitgang op het aangesloten apparaat. Bij sommige
spelconsoles, zoals deze die DVD ondersteunen, is
de standaard-instelling uit.
Bij sommige DVD-videodiscs moet u een audio-
uitgangsformaat kiezen in een menu.
Naargelang het ingangssignaal kunnen sommige
luistermodus niet worden geselecteerd.
■
Geen 5.1 weergave
Als luidsprekers B is ingeschakeld, worden
luidsprekers A gereduceerd tot 2.1-kanaals
weergave.
U kunt niet altijd alle luistermodus selecteren,
naargelang het aantal aangesloten luidsprekers.
■
Het vereiste geluidsniveau van de luidsprekers
kan niet worden ingesteld
Als het volume van elke afzonderlijke luidspreker is
geregeld, dan kan het maximum volume verlaagd
Nl
worden.
44
■
Er is ruis hoorbaar
24
Het gebruiken van kabelbinders om audio-snoeren
samen te binden met stroomkabels,
luidsprekerkabels, enz. kan de audioprestaties doen
afnemen. Vermijd dit.
31
Een audiokabel kan storing oppikken. Probeer de
kabels anders te leggen.
—
■
De Late Night-functie werkt niet
Controleer of het bronmateriaal Dolby Digital,
Dolby Digital Plus, of Dolby TrueHD is.
■
Over DTS signalen
Als een DTS programmamateriaal eindigt en de
DTS bitstream stopt, blijft de AV-receiver in de DTS
luistermodus, en blijft de DTS indicator aan. Dat is
zo om ruis te voorkomen tijdens het pauzeren, het
24
snel vooruit of terugspoelen van uw speler. Indien u
uw speler omschakelt van DTS naar PCM, kan het
gebeuren dat u geen geluid hoort omdat de AV-
23–24
receiver de formaten niet onmiddellijk omschakelt.
Stop in dat geval uw speler gedurende drie seconden,
en start daarna de weergave opnieuw.
Bij sommige CD- en LD-spelers kunt u DTS-
materiaal niet correct weergeven, hoewel uw speler
verbonden is met een digitale ingang van de AV-
receiver. Dit is gewoonlijk omdat de DTS bitstream
bewerkt werd (bijv. uitgangsniveau, sampling-
24
frequentie of frequentieweergave veranderd) en de
AV-receiver deze niet herkent als een origineel
DTS-signaal. In dergelijke gevallen kan het
gebeuren dat u ruis hoort.
Bij de weergave van DTS programmamateriaal kan
het bij pauzeren, snel vooruit of terug spoelen
26
gebeuren dat u een kort ruisgeluid hoort. Dit is geen
storing.
—
■
Het begin van audio die wordt ontvangen door
een HDMI IN is niet hoorbaar
Omdat het langer duurt om het formaat van een
HDMI-signaal te identificeren dan bij andere digitale
audiosignalen, start de audio-output mogelijk niet
meteen.
—
Video
■
Er is geen beeld
—
Controleer of alle video-stekkers volledig ingestoken
zijn.
23–24
Controleer of elke videocomponent correct is
aangesloten.
Indien de videobron aangesloten is op een
component videosignaal, moet u die ingang
toewijzen aan een ingangsselector, en moet uw TV
26
aangesloten zijn op COMPONENT VIDEO OUT.
Indien de videobron aangesloten is op een composiet
video-ingang, moet uw TV worden aangesloten op
23–24
de overeenkomstige composiet video-uitgang.
Indien de videobron aangesloten is op een HDMI-
ingang, moet u die ingang toewijzen aan een
ingangsselector, en moet uw TV aangesloten zijn op
HDMI OUT.
Controleer op uw TV of de video-ingang waarop de
32
AV-receiver is aangesloten geselecteerd is.
—
—
36
—
—
—
—
12
13, 15
14, 30
14
13, 30
—