Installatie-omstandigheden
voor niveaumeting
Installatievoorwaarden voor
flowmeting
8
Installatie
2
BD
1/6D
1
D
5
Installatie-omstandigheden voor niveaumeting
1
Aanbevolen afstand tot de tankwand: 1/6 van de tankdiameter D.
2
Niet in het midden van de tank monteren.
3
Vermijd metingen door de vulstroom.
4
Er mogen zich gaan vaste elementen in de signaalstraal bevinden.
5
Met name symmetrische interne elementen hebben een negatieve invloed op de meting.
6
Voor stortgoed: lijn de sensor met behulp van de FAU40 uitlijninrichting zodanig uit, dat deze loodrecht op
het productoppervlak staat.
BD Blokafstand
Stralingshoek/-bundel
• α (typisch) = 11 °
• L (max) = 20 m (66 ft)
• r (max) = 1,92 m (6,3 ft)
Andere voorwaarden
• De onderrand van de sensor moet zich in de tank bevinden
• Het maximale niveau mag niet tot binnen de blokafstand komen
Verschillende sensoren in één tank
Sensoren die zijn aangesloten op een gemeenschappelijke FMU90 of FMU95 transmitter kunnen in
één tank worden gebruikt.
Voorwaarden
• Monteer de sensor aan de bovenstroomse zijde boven het maximale bovenstroomse niveau H
plus de blokafstand BD
• Plaats de sensor in het midden van het kanaal of het schot
• Richt de sensor zodanig dat deze loodrecht op het wateroppervlak staat
• Houd de specifieke montage-afstand (vrije ruimte) aan ten opzichte van de kanaalvernauwing of
overstortrand
Zie de bedieningshandleiding voor FMU90 / FMU95
• Beveilig de sensor tegen zon en neerslag gebruik makend van een zonnedak
3
BD
4
L
5
a
r
Prosonic S FDU92
6
A0036746
max
Endress+Hauser