Aanwijzing voor de instelling van de zuigkracht
Al naargelang de omgevingsluchtdruk (afhankelijk van de hoogte en het weer) en van de dampdruk
van het medium in de opvangfles, kan een instelling van een hoge onderdruk (bijv. 850 mbar, 8 LED's
branden) tot een continue werking van de pomp leiden. In dat geval is het raadzaam om de instelling
van de zuigkracht te verlagen.
Voorbeeld:
Omgevingsluchtdruk op grote hoogte of in een lagedrukgebied: 800 mbar
Er is een zuigkracht van 8 LEDs ingesteld, d.w.z. 850 mbar onderdruk relatief t.o.v. de omgevingslucht-
druk.
Resultaat: De pomp draait continu, het ingestelde drukverschil wordt nooit bereikt.
Advies: Zuigkracht reduceren.
Instelling van de zuigkracht
1 LED
2 LEDs
3 LEDs
4 LEDs
5 LEDs
6 LEDs
7 LEDs
8 LEDs
De bedieningstoetsen worden voor de keuze van de flesmaat (2 liter gasfles of 4 liter polypropyleenfles)
en daarmee ook voor de activering van de betreffende vulpeilsensor gebruikt. Voor de bediening >1
seconde het opschrift "2l glas" of "4l PP" aanraken. De LED van de geselecteerde fles brandt blauw.
De bedieningstoets wordt voor het bevestigen van het vulpeilalarm en het starten en stoppen van de
pomp bij het verwisselen van de fles gebruikt. Voor de bediening het symbool onder de LED > 0,4 se-
conden aanraken.
Het document mag alleen compleet en ongewijzigd gebruikt en doorgegeven worden. De gebruiker heeft de verantwoordelijkheid
te controleren of dit document geldig is voor zijn product.
Pagina 20 van 60
Onderdruk relatief ten opzichte van de atmo-
sferische druk/omgevingsluchtdruk
150 mbar
250 mbar
350 mbar
450 mbar
550 mbar
650 mbar
750 mbar
850 mbar