8 Aan de slag
8.1 Een voedingsbron selecteren
Selecteer een voedingsbron die voldoet aan het volgende:
■
De nominale spanning van de voedingsbron en wisselrichter is identiek.
– Voorbeeld: 12 V/DC (voedingsbron), 12 V/DC (wisselrichter)
■
De voedingsbron kan de totale vereist stroom (C
stroom te voorzien. Houd rekening met opstartstroomvereisten in uw berekeningen. Voer de berekening als
volgt uit:
– Totale vereist stroom (C
– Voorbeeld: C
= 5 A => C
A
■
Er is een zekering van de juiste grootte geïnstalleerd tussen de voedingsbron en de aansluitpunten waarop u de
wisselrichter gaat aansluiten. Sluit de wisselrichter niet direct aan op de voedingsbron.
8.2 Een installatieplek kiezen
Kies een installatieplek die voldoet aan het volgende:
■
De installatieoppervlakte is droog en stevig.
■
Er is aan alle zijden een afstand van min. 5 cm voor voldoende warmteafvoer.
■
De wisselrichter is eenvoudig toegankelijk.
■
De wisselrichter kan snel worden uitgeschakeld.
■
De wisselrichter kan snel en veilig worden losgekoppeld van de voedingsbron.
■
Aangesloten apparaten kunnen snel en veilig worden losgekoppeld.
■
(Producten met ventilator) de installatieplek is vrij van losse voorwerpen (bijvoorbeeld: gordijnen) die in de venti-
lator kunnen worden gezogen.
■
Trillingen op de installatieplek zijn minimaal.
8.3 Aansluitskabels selecteren
Gebruik waar mogelijk de meegeleverde aansluitkabels. Als u uw eigen aansluitkabels gebruikt, kies dan kabels
met een geschikte kabeldoorsnede. Neem contact op met een specialist als u niet over de nodige kennis beschikt
om de vereiste kabeldoorsnede te berekenen.
9 Installatie
9.1 De wisselrichter installeren
Voorwaarden:
a
U hebt een geschikte installatieklep gekozen.
1. Gebruik geschikte ringen en schroeven om de wisselrichter aan de voeten op het installatieoppervlak te bevesti-
gen.
10
) leveren om op te starten en alle aangesloten apparatuur van
T
) = stroom van aangesloten apparatuur (C
T
= C
+ 0,2 x C
= 5 A + 0,2 x 5 = 6 A
T
A
A
) + 20% van C
A
A