De functie Beeldomkeren instellen
Opnamemodus
Uw camera is uitgerust met een intelligente sensor die de stand van een beeld
herkent wanneer u de camera verticaal houdt. Het beeld wordt automatisch
naar de juiste stand gedraaid wanneer u het op het LCD-scherm bekijkt.
1
Menu (Instellen)
[Aan]/[Uit].
Zie Menu's en instellingen
Wanneer u opnamen maakt en de functie
Beeldomkeren is ingesteld op [Aan] en het
LCD-scherm is ingesteld op de
detailweergavemethode, wordt het pictogram
(normaal),
(links is onder) op het scherm weergegeven.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag wijst, werkt deze functie
mogelijk niet naar behoren. Controleer of de pijl
Als dat niet zo is, stelt u de functie [Beeldomkeren] in op [Uit].
Zelfs als de functie [Beeldomkeren] is ingesteld op [Aan], is de stand van beelden
die naar een computer zijn gedownload afhankelijk van de software die daarbij
is gebruikt.
Als u de camera verticaal houdt bij het maken van een opname, weet de
intelligente sensor dat de bovenkant 'boven' is en de onderkant 'onder'.
De instellingen voor optimale witbalans, belichting en focus worden
vervolgens aangepast voor verticale fotografie. Deze functie werkt
onafhankelijk van het feit of de functie [Beeldomkeren] is in- of uitgeschakeld.
De functie Beeldomkeren kan apart worden ingesteld voor de modi Opnamen
maken en Afspelen.
- Wanneer de functie Beeldomkeren in de opnamestand is ingesteld op
[Aan], wordt de stand van de camera vastgelegd en wordt de opname in
de weergavemodus automatisch omgezet naar de juiste stand.
- Als de functie Beeldomkeren is ingesteld op [Aan] in de weergavemodus,
worden opnamen naar de juiste stand voor weergave op het LCD-scherm
gedraaid volgens de stand van de camera.
[Beeldomkeren]
(p.
(rechts is onder) of
26).
in de juiste richting wijst.
65