3-4
Instelling van de reagensinformatie
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u de reagensiteminformatie en de reagentiasetinformatie kunt invoeren. De
beschikbare instellingsparameters worden in de volgende tabel weergegeven.
Onderdeel
Informatie over het item
Informatie over de
reagentiaset
3-4-1
Informatie over het item
U kunt de correlatiecorrectiefactor van de parameters en het patiënttype voor elk patiënttype instellen. U kunt deze
instellingen afdrukken en controleren. De beschikbare instellingen worden in de volgende tabel weergegeven.
Onderdeel
Correlatiecorrectiefactor
Instelling normaal
bereik
De iteminformatie instellen
1
Het scherm <Instellen info item> weergeven
Druk op [7] op het scherm [Hoofdmenu].
1
Druk op [5] op het scherm [Instelling reagensinfo].
2
• Stelt de correlatiecorrectiefactor in van de parameters en het
patiënttype voor elk instrument.
• Hiermee zet u de instelling terug op de standaardwaarde.
• Hiermee drukt u de info over het item af.
Hiermee drukt u reagensinformatie af.
Beschrijving
Maakt instelling mogelijk van A en B
in de coëfficiënt Y=AX+B voor
kalibratie van het uitgangsresultaat.
Maakt het mogelijk de ondergrens
(L) en bovengrens (H) van het
normale bereik voor elk patiënttype
in te stellen.
Beschrijving
Instelbereik
-99,999 tot 99,999
0,00 tot 9999,99
3-4 Instelling van de reagensinformatie
Zie pagina
3-15
3-19
Standaardinstelling
A: 1,000
B: 0,000
L: Ondergrens van het
meetbereik
H: Bovengrens van het
meetbereik
D-01
3-15