Hoofdstuk 2 Meting
Plaats de pipetpunten in de puntopening.
3
OPMERKING: Raak het uiteinde van de pipetpunten niet met
onbeschermde handen aan. Verontreiniging aan het uiteinde van de
pipetpunten kan leiden tot onnauwkeurige resultaten.
Plaats het rek voor pipetpunten terug in zijn oorspronkelijke
4
positie.
OPMERKING: Schuif het rek voor pipetpunten volledig naar de
achterkant van het instrument.
Pipetteer het monster in de monsteropening voor het reagens.
5
BELANGRIJK: Verwijder eventuele luchtbellen of folie van het
monster. Anders kunnen de resultaten onnauwkeurig zijn.
OPMERKING:
• Lees de bij het reagens geleverde bijsluiter voor informatie over de
bereiding van de reagentia of de pipetteermethode voor het monster.
• Pipetteer het monster in de monsteropening voordat u het reagens
instelt op het instrument. Het monster kan over het instrument lopen en
tot een storing leiden.
Stel het reagens in op CH1 en CH2.
6
OPMERKING: Zorg ervoor dat het reagens onder de fotometrische zone
staat. Wanneer het reagens niet correct is ingesteld, kan het zijn dat u
geen correcte metingen verkrijgt of dat er een apparaatstoring optreedt.
REFERENTIE: Als u maar één reagens gebruikt, dan maakt het niet uit
hoe u het instelt.
D-01
2-8
Monster van 50 µL