Servicehandleiding
Oorzaak
9. Te klein uitwisselingsoppervlak
om het vermogen van de warmte-
pomp over te brengen op de boiler.
(Geldt alleen voor warmtepompen
met een aparte boiler.)
10. Warmteverlies in warmwaterlei-
ding.
2.4.5
Verwarmingscomfort
Probleem – Te koud
Oorzaak
1. De regelcomputer van de warm-
tepomp is niet ingesteld/afgesteld
volgens de behoeften/wensen van
de klant.
2. Onjuiste bedrijfsmodus ingesteld
in de regelcomputer van de warm-
tepomp.
3. Sensorstoring, BUITEN/KAMER/
AANV.LEIDING/RETOURLEIDING.
Thermia Värmepumpar
Warmtepompen voor woningen
Oplossen van storingen
Is het uitwisselingsoppervlak te klein?
Is de boiler afgestemd op het vermogen van de
warmtepomp?
Zet de warmwaterkraan open, meet de tempera-
tuur van de uitgaande warmwaterleiding vanaf de
warmtepomp en de temperatuur van het warme
water. Het gemeten temperatuurverschil tussen de
warmtepomp en het warme water geeft aan hoe
groot het temperatuurverlies is.
Voorbeelden van oorzaken voor temperatuurver-
liezen:
▪ Lange waterleidingen.
▪ Niet geïsoleerde warmwaterleidingen.
▪ Warmwaterleidingen die door koude ruimtes
lopen.
Andere factoren die van invloed kunnen zijn op de
warmwatertemperatuur:
▪ Is er een mengklep geïnstalleerd in het sys-
teem? Te lage temperatuur ingesteld op de
mengklep? Lekkende mengklep?
▪ Storing in waterkraan? Lek in thermostaat-
menger?
Oplossen van storingen
Controleer de instellingen voor KAMER en STOOK-
LIJN en MAX.
Controleer welke bedrijfsmodus is ingesteld.
Controleer wat de betreffende sensor aangeeft. Is
het een aannemelijke/correcte waarde?
Meet de weerstand van de sensor en controleer
aan de hand van de weerstandstabel. Zie het
hoofdstuk Meetpunten.
Oplossing
Neem een boiler met een groter uitwisse-
lingsoppervlak.
Als er zich tijdens het lokaliseren van storin-
gen een probleem voordoet volgens een
van de punten, verhelpt u dit.
Om snel te controleren of de warmwater-
productie van de warmtepomp naar beho-
ren functioneert, tapt u het warme water af,
zodat de warmtepomp warm water gaat
produceren. Als deze klaar is, leest u de
temperatuur af op de doorverwarmings-
sensor en de startsensor. De doorverwar-
mingssensor moet een temperatuur van
circa 50-55 °C aangeven en de startsensor
circa 45-48 °C. Als na de productie van
warm water deze temperaturen zijn be-
reikt, betekent dit dat u de juiste tempera-
tuur en het juiste volume warm water hebt
in de boiler.
Oplossing
Pas onjuiste waarden in de regelcomputer
van de warmtepomp aan.
KAMER = gewenste binnentemperatuur
STOOKLIJN = moet zijn ingesteld om de ge-
wenste binnentemperatuur (KAMER) te
handhaven, onafhankelijk van de buiten-
temperatuur.
MAX = hoogste instelwaarde voor de aan-
voerleiding, onafhankelijk van de buiten-
temperatuur.
Als er een onjuiste bedrijfsmodus is inge-
steld, verandert u deze in de gewenste be-
drijfsmodus.
Als de sensor defect is, vervangt u hem.
VIGFJ210
23