4
Montage-instructie FRIALEN
2. Mofverbinding t/m d225
Stap 1: Voorbereiding
Controleer buis en fitting op afmetingen en beschadiging.
Controleer staat en werking van lasapparaat. Tref beschuttende
maatregelen indien de weersomstandigheden daartoe aanleiding
geven.
Buizen, fittingen en lasapparatuur dienen bij de verwerking een
gelijke temperatuur te hebben met een omgevingstemperatuur
tussen -10°C en + 45°C.
Stap 2: Voorbewerking
afb. 1
Kort de buis haaks af. Geschikt is een PE-buissnijder of een zaag
met een voor kunststof geschikt zaagblad (zie afbeelding 1).
Buis schoon maken. Laszone afmeten en de lengte overmaats
markeren met een FRIALEN
®
door schillen of schrapen. Met een handschraper of FRIATOOLS
schilapparaat de oxidehuid in de laszone verwijderen met een
egale lange aaneensluitende spaan (minimaal 0,2 mm) (zie
afbeelding 3 en 4).
Verwijder minimaal 20 mm extra op de insteekdiepte. Dit geeft
de mogelijkheid om na het lassen te bewijzen dat de oxidehuid
volgens de richtlijn is verwijderd.
Uiteinde van de buis uitwendig en inwendig ontbramen. Hiervoor kan
een handschraper worden gebruikt. Spanen uit de buis verwijderen.
Bij een onvolledige verwijdering van de oxidehuid kan er een niet
homogene, ondichte lasverbinding vormen.
Schilapparaat
FWSG 63
FWSG 225
FWSG SE ≤ d63
FWSG SE > d63 - d225
Indien max. spaandikte wordt overschreden, snijmes van schiller of lemmet van handschraper vervangen.
Max. spaandikte is uitsluitend van toepassing voor FRIALEN
elektrolasfittingen
®
afb. 2
markeerstift. Oxidehuid verwijderen
Diameter (mm)
d20 - d63
d75 - d225
d63 - d315
d63 - d315
Lassen bij uitstroming van medium is niet toegestaan.
Moffen MB en UB zijn verwerkbaar met PE-buizen SDR 17,6 - 7,4.
Moffen AM: SDR 17 - 33. Fittingen zijn verwerkbaar met PE-buizen
SDR 17,6 - 11. In de productdatabladen zijn de toepassingsmogelijk-
heden en afmetingen vermeld. Op elke barcodesticker staat het
SDR-bereik vermeld van de betreffende fitting.
afb. 3
Verwijdering van een overmatig dikke spaan kan een te grote
ringspleet opleveren die bij het lassen niet of onvolledig wordt
gesloten. Controleer regelmatig het lemmet van de handschraper en
het mes van het schilapparaat. Messen dienen te worden vervangen
wanneer deze niet meer functioneren of onvoldoende scherp zijn.
Vijlen of schuren is niet toegestaan omdat verontreinigingen in de
®
buis worden gewreven.
FRIALEN
elektrolasfittingen hebben vrijliggende lasdraden en
®
verzekeren hiermee een optimale warmteoverdracht.
De binnenzijde mag niet worden geschraapt. Schuin afkorten kan
ertoe leiden dat de lasdraden gedeeltelijk niet door de buis worden
bedekt. Daardoor kan oververhitting, onvolledige versmelting of
zelfontbranding optreden (zie afbeelding 2).
Buizen, in het bijzonder op rollen en trommels, kunnen tijdens opslag
ovaal worden. Is de ovaliteit in de laszone meer dan 1,5% van de
uitwendige diameter of >3,0 mm, dan dient de laszone te worden
gerond tot binnen het bereik. Gebruik hiervoor ronddrukklemmen
aan het einde van de laszone (zie afbeelding 5). Het is niet
toegestaan meermaals te schillen om ovaliteit te verhelpen.
Spaandikte (mm)
0,15 - 0,25
0,25 - 0,35
0,15 - 0,25
0,25 - 0,35
elektrolasfittingen
®
afb. 4
afb. 5
Max. Spaandikte (mm)
> 0,3
> 0,4
< 0,15 / > 0,3
< 0,15 / > 0,4