AF-fijnafstelling
Verfijn de scherpstelling voor maximaal 20 objectieftypen. Gebruik
alleen indien vereist; AF-fijnafstelling wordt in de meeste situaties
afgeraden en kan hinderen bij normale scherpstelling.
Automatische fijnafstelling is beschikbaar in livebeeld (0 166). Wij
raden u aan fijnafstelling uit te voeren bij een scherpstelafstand die
u vaak gebruikt; als u fijnafstelling van de scherpstelling uitvoert bij
bijvoorbeeld een korte afstand dan vindt u dit mogelijk minder
effectief bij langere afstanden.
Optie
AF-fijnafstelling
(Aan/Uit)
Opgeslagen
waarde
Standaard
164 Menugids
• Aan: Schakel AF-afstelling in.
• Uit: Schakel AF-afstelling uit.
Stel AF in voor het huidige
objectief (alleen CPU-
objectieven). Druk op 1 om het
brandpunt weg van de camera
te bewegen of op 3 om het
brandpunt naar de camera te
bewegen; kies uit waarden
tussen +20 en –20. Waarden
voor maximaal 20
objectieftypes kunnen worden
opgeslagen. Er kan voor elk
type objectief slechts één
waarde worden opgeslagen.
Kies de waarde voor AF-afstelling die wordt gebruikt als er
geen eerdere opgeslagen waarde bestaat voor het huidige
objectief (alleen CPU-objectieven).
G-knop ➜ B setup-menu
Beschrijving
Huidige waarde
Vorige waarde