Algemene bediening
Algemene bediening
Deze paragraaf beschrijft meerdere items die u voor bediening
moet bestuderen.
Inspectie vóór het rijden
Controleer het volgende voordat u de Zero motorfiets gebruikt
om u ervan te verzekeren dat uw motorfiets veilig en intact is:
• Accupakket. Let erop dat de laadindicator aangeeft dat het
accupakket is opgeladen. Wij bevelen aan dat u voor
gebruik opnieuw oplaadt. Bewaar het oplaadsnoer altijd bij
de motorfiets.
• Aandrijfriem (alle modellen). Controleer de spanning en
de staat van de riem. Pas deze indien nodig aan. De
aandrijfriem moet met de in het onderhoudsschema
aangegeven intervallen worden gereinigd; doet u dit niet
dan zal hij snel verslijten, vooral wanneer u in stoffige of
natte gebieden rijdt. Zie "Aandrijfriem", pagina 5.14.
• Aandrijfketting (optioneel). Controleer de spanning en de
staat. Stel de ketting af en smeer hem indien nodig. De
aandrijfketting moet met de in het onderhoudsschema
aangegeven intervallen worden gereinigd en gesmeerd;
doet u dit niet dan zal hij snel verslijten, vooral wanneer u in
stoffige of natte gebieden rijdt. Zie "Aandrijfketting
(optioneel)", pagina 5.16.
• Remmen. Knijp in de remhendel en druk het rempedaal
individueel in om te zien of de motorfiets beweegt als u er
tegen aan duwt. U moet de wielen helemaal kunnen
blokkeren als u de remmen gebruikt.
• Gasgreep. Gebruik de gasgreep met de contactsleutel in
de OFF-positie en laat hem los om te controleren of hij
soepel werkt en weer in de oude positie terugkeert.
• Banden. Controleer beide banden op hun staat en profiel.
Controleer regelmatig de koudebandendruk. Controleer op
beschadigingen en uitlijning. Handhaaf de juiste
bandendruk zoals aangegeven op pagina 5.13. Vervang de
banden wanneer de profielhoogte 2 mm of minder bedraagt.
WAARSCHUWING! Te weinig lucht in de banden is een
veelvoorkomende oorzaak van problemen met banden en kan
in ernstige scheuren, loslatend profielen, "klapbanden" of
onverwacht controleverlies over de motorfiets resulteren, met
ernstig letsel of de dood tot gevolg. Inspecteer banden
regelmatig op de correcte spanning.
• Elektrisch systeem. Controleer op de juiste werking van
de koplamp, richtingaanwijzers en de rem/achterlichten.
• Beschermkappen. Verzeker u ervan dat de
beschermkappen voor de diagnoseaansluiting van het
accupakket, snelladeraansluiting en de onboard-
laadaansluiting goed zijn aangebracht.
Algemene bediening
4.3