BEDIENINGS- EN RIJ-INSTRUCTIES
Harde acceleratie instellen:
Draai in de zachte acceleratiemodus de gashendel 6 keer volledig rond en uw voertuig keert terug naar de harde
acceleratiemodus.
REMMEN
Wanneer u moet remmen:
Sluit de gashendel volledig.
1.
Knijp de voor- en achterrem tegelijkertijd in waarbij u de druk geleidelijk opvoert.
2.
• Vermijd remmen tijdens het draaien, anders kan het voertuig slippen of vallen.
• Bij het rijden op een natte of gladde weg is de remweg langer dan normaal. Verlaag de rijsnelheid en begin eerder te
remmen, anders kunt u uw evenwicht verliezen en vallen.
• Remmen is moeilijker op een nat wegdek of op een afdaling. Gebruik beide remmen afwisselend en houd een lage snelheid
aan.
PARKEREN
Bij parkeren:
1. Schakel de richtingaanwijzer in en controleer op naderende voertuigen.
2. Sluit de gashendel en rem langzaam, zodat het remlicht gaat branden om achteropkomende voertuigen te
waarschuwen.
29
NL