De modusschijf
Om een opnamestand te selecteren, draait u
aan de modusschijf totdat het pictogram voor
de gewenste modus op één lijn ligt met de
index.
Modus
Modus
A
P (PROGRAMMA AE)
B
S (SLUITERPRIORITEIT AE)
A (DIAFRAGMAPRIORITEIT AE)
M (HANDMATIG)
C
C1/C2/C3/C4/C5/C6
(AANGEPAST 1/2/3/4/5/6)
O
Draai alleen aan de modusschijf nadat u op de schijfontgrendeling hebt
gedrukt om de schijf te ontspannen.
Onderdelen van de camera
Beschrijving
Beschrijving
Diafragma en sluitertijd kunnen worden
aangepast met behulp van programma-
verschuiving.
Selecteer voor volledige controle over de
camera-instellingen, inclusief diafragma
(M en A) en/of sluitertijd (M en S).
Maak foto's met eerder opgeslagen in-
stellingen.
1
P
P
58
59
61
63
66
7