3 BEDIENINGEN OP HET VOORPANEEL.
C
E
D
A - DISPLAY.
Toont de lasparameters en de lasfuncties.
B - DRAAIKNOP
Kiest en stelt de lasfuncties en -parameters in.
C - CENTRAALAANSLUITING: sluit hierop de lastoorts
aan.
C1 – GECENTRALISEERDE AANSLUITING.
Hier sluit u de lastoorts of de push-pull toorts op aan
D - AANSLUITING (-): Hier wordt de aardedraad op
aangesloten.
E - SCHAKELAAR.
Kies met behulp van de knop van de schakelaar de stand
) om de gecentraliseerde aansluiting C te activeren;
(
kies de stand (
) om de gecentraliseerde aansluiting
C1 te activeren.
F - CONNECTOR: aansluiting voor afstandsbedieningen
en voor de lasbedieningskabel Push-Pull.
4 BEDIENINGEN OP HET ACHTERPANEEL.
A
B
F
C1
I
G – NETWERKKABEL.
H – SCHAKELAAR.
Schakelt de machine in en uit
I – VERBINDING MET GASLEIDING.
5 INBEDRIJFSTELLING EN INSTALLATIE.
Plaats het lasapparaat op dergelijke wijze dat de lucht
vrijuit in het apparaat kan circuleren. Vermijd zoveel mo-
gelijk dat metaalstof of andere voorwerpen in het appa-
raat terechtkomen.
Verzeker u ervan dat u het lasapparaat plaatst op een
plek die voldoende stabiliteit waarborgt.
Het lasapparaat weegt ongeveer 68kg.
Uitsluitend gekwalificeerd personeel mag de machine in-
stalleren.
De aansluitingen moeten verricht worden in overeenstem-
ming met de van kracht zijnde normen (IEC EN 60974-9)
en de voorschriften voor ongevallenpreventie.
Controleer of de voedingsspanning met de nominale
spanning van het lasapparaat overeenstemt.
Gebruik voor de beveiliging zekeringen die aan de gege-
vens vermeld op het technische plaatje voldoen.
Monteer de stekker op de voedingskabel. Sluit de groen-
gele draad aan op de aardpool.
Dit lasapparaat is ontworpen voor de gelijktijdige mon-
tage van 2 lastoortsen en 2 draadspoelen met een MAX.
diameter van 300mm.
H
G
I
67