2.7 Sensortest
2.7.1
Procedure
1
2
Test
24
Bij de test wordt de dataoverdracht van de wielsensor ingeschakeld en wordt
de status hiervan uitgelezen.
Procedure:
1. De te testen sensor kiezen.
Een zwarte driehoek markeert de gekozen wielsensor.
f
2. Apparaat bij de wielsensor positioneren [zie afb. II]
3. Toets Test 2 start de test voor de gekozen wielsensor.
Test linksvoor
3
4
Annuleren
In enkele gevallen kan het voorkomen dat de dataoverdracht van de
wielsensor door het drukken op de toets Annuleren 4 niet kan
worden gestopt.
iQ 50
De
ontvangt echter geen gegevens meer, de weergave van het appa-
raat wordt niet geactualiseerd.
4. Het resultaat van de test wordt weergegeven als een gekleurd wielsymbool
(„2.5.1 Wielsymbolen
Het volgende wiel wordt automatisch gekozen.
Tijdens de procedure loopt de voortgangsbalk 3 .
Toets Annuleren 4 breekt de procedure af.
(betekenissen)").