5
I
NSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
Alle plaatselijke richtlijnen, inclusief de richtlijnen die betrekking hebben op nationale en
Europese normen, moeten in acht genomen worden bij de installatie van de kachel.
Alleen een toestel dat aangesloten werd door een installateur, garandeert de naleving van de richtlijnen
inzake bouwkunde en brandpreventie. Dit is zeker nodig voor een correcte en veilige werking van de
kachel.
De levensduur van uw toestel hangt samen met een correcte installatie, juiste bediening en regelmatige
onderhoud.
Plaatsing
De kachel mag enkel geplaatst worden op een vloer met een voldoende grote draagcapaciteit ( zie
technische gegevens ). Indien de vloer niet voldoet zullen maatregelen moeten genomen worden om de
draagcapaciteit te verhogen.
Om
het
toestel
( verstelschroeven ). Regel deze indien nodig bij zodat het toestel zo vlak mogelijk geïnstalleerd staat.
Het regelen kan met een platte sleutel.
De Schoorsteen
Voordat een kachel op een schoorsteen aangesloten wordt, moet gecontroleerd worden of de
afmetingen en de kwaliteit van de schoorsteen beantwoorden aan de lokaal geldende voorschriften. De
afmetingen moeten desgevallend berekend worden.
De kachel kan direct op de schoorsteen aangesloten worden. De diameter van de afvoerbuis moet
overeenkomen met de diameter van het verbindingspijpstuk aan de kachel.
Wij kunnen u een goede werking van het toestel garanderen als de schouwtrek zich tussen de 12 en 20
Pa bevindt. Is de trek van de schoorsteen te groot, dan moet een trekregelaar ingebouwd worden.
Vernauwen naar een diameter kleiner dan de originele diameter van de kacheluitlaat is niet toegestaan.
Is de schouwtrek te laag dan dienen volgende stappen te worden overwogen:
De schoorsteen langer maken
-
De schoorsteen beter isoleren ( minder afkoelen van de rookgassen )
-
Luchttoevoer verbrandingslucht verbeteren
-
Dichtheid van de schoorsteen verbeteren
-
12
vlak
te
kunnen
plaatsen
is
het
voorzien
van
regelbare
voetjes