Regelaar van de verwarmingsketel NAVISTEM B3000 - Installatie en Gebruik
7.1.4.
Instellingswaarden
CC1
710
712
714
716
Omgevingstemperatuur:
De
instellingswaarden. Naar gelang de gekozen modus, worden deze afstellingspunten
geactiviteerd en zorgen deze voor verschillende temperaturen van de omgeving.
De standen van de confi gureerbare afstelpunten worden bepaald door hun onderlinge
afhankelijkheid, zoals de grafi ek hiernaast toont.
Bescherming tegen vorst:
De beschermingsmodus voorkomt automatisch een te grote daling van de
omgevingstemperatuur.
In dit geval neemt de besturing het afstelpunt van de bescherming tegen vorst aan.
7.1.5.
Verwarmingscurve
CC1
720
721
726
Steilheid stooklijn:
Volgens de verwarmingsspecifi caties berekent de regelaar de instelling van de
vertrektemperatuur en zal gebruikt worden om de vertrektemperatuur af te stellen naar
gelang de weersomstandigheden. Verschillende afstellingen maken het mogelijk de
verwarmingsspecifi caties zo aan te passen dat de verwarmingscapaciteit, en dus de
omgevingstemperatuur, overeenkomt met de individuele behoeften.
36 / 116
Lijnnr.
CC2
CC3
1010
1310
1012
1312
1014
1314
1016
1316
omgevingstemperatuur
0
2
4
6
Lijnnr.
CC2
CC3
1020
1320
1021
1321
1026
1326
Programmering
Gewenste wrde comfort
Gewenste wrde gereduceerd
antigelo Gewenste wrde vorst
Max gewenste wrde comfort
kan
afgesteld
worden
Instelling vorstvrij
8
10
12
14
Programmering
Steilheid stooklijn
Stooklijn verschuiving
Stooklijn adaptie
Mogelijke waarden
4 ... 35 °C
4 ... 35 °C
4 ... 35 °C
4 ... 35 °C
volgens
de
Gewenste wrde
comfort
Gewenste wrde
gereduceerd
16
18
20
22
Mogelijke waarden
0.10 ... 4.00
-4,5 ... 4,5 °C
Uit | Aan
verschillende
Instelling maximaal
comfort
24
26
°C
00BNO9066-C