Inhoudsopgave
Advertenties
Instrumentconfiguratie
Gebruikersgedefinieerde
stroomuitgangskarakteris-
Fig. 5.7
tiek
30
5.4
Stroomuitgangen
In de functiegroep STROOMUITGANG worden de afzonderlijke uitgangen geconfigureerd. Er
kan ofwel een lineaire (O3 (1)) of in combinatie met het Pluspakket een door de gebruiker zelf
gedefinieerde stroomuitgangskarakteristiek worden ingevoerd (O3 (3)). Bovendien kan voor de
controle van de stroomuitgangen een stroomuitgangswaarde worden gesimuleerd (O3 (2)).
Bij aanwezige stroomuitgang kan de regelgrootheid conform veld R 237 via de stroomuitgang
worden uitgestuurd.
FNU
9000
6000
3000
0
0
Tussen twee tabelwaardeparen moet de afstand per mA groter zijn dan:
• 0,005 FNU / NTU / ppm / mg/l / %
• 0,05 g/l
• Temperatuur: 0,25 °C
Vul eerst de gewenste stroomuitgangsconfiguratie in de volgende blanco tabel in. Bereken de
resulterende signaalafstand per mA, om de benodigde min. steilheid te verkrijgen. Voer daarna
de waarde in het instrument in.
Stroomuitgang 1
Waarde-
Tu / °C
[
]
paar
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
4
8
∆ Stroom
Stroom
Afstand
[mA]
per mA
Liquisys M CUM 223 / 253
12
16
Stroomuitgang 2
Tu / °C
Stroom
[
]
[mA]
Endress+Hauser
20
Stroom [mA]
Afstand
per mA
Advertenties
Inhoudsopgave
