NL
De ventilatieopeningen van de ommanteling van de gashouder mogen niet worden afgedekt.
Eventueel uitstromend gas zou zich in de houder ophopen, waardoor explosiegevaar bestaat.
Verplaats het apparaat nooit wanneer het wordt gebruikt (verbrandingsgevaar).
De gasfles moet zich tijdens het gebruik van het apparaat altijd in de daarvoor bestemde houde-
rommanteling bevinden.
Ter voorkoming van snijwonden door eventuele scherpe randen tijdens de montage veiligheids-
handschoenen dragen.
Gebruik alleen de door de fabrikant genoemde gassoorten en gasflessen!
Reparaties en onderhoud aan gastechnische onderdelen van het apparaat mogen alleen wor-
den uitgevoerd door hiervoor geautoriseerd vakpersoneel.
De flesafsluiter dient bij een storing direct te worden gesloten.
De gasslang moet ten minste eenmaal per maand en elke keer wanneer de gasfles wordt ver-
vangen te worden gecontroleerd op scheurtjes en beschadiging.
De slang en de regelaar moet om de 5 jaar gecontroleerd worden door een gespecialiseerd
bedrijf en uitgewisseld ten laatste na 10 jaar.
Bij beschadigingen van de gasslang dient u deze door een gasslang van dezelfde kwaliteit en
lengte te vervangen.
Bij een gaslek het apparaat niet meer gebruiken. Wanneer het apparaat in werking is, dient de
gastoevoer te worden geblokkeerd. Voordat het weer wordt gebruikt, moet het apparaat wor-
den gecontroleerd en defecte delen worden vervangen. Mogelijke losse verbindingen moeten
worden aangehaald.
3.
AANSLUITING VAN HET APPARAAT OP DE GASFLES
VOOR DE AANSLUITING VAN HET APPARAAT ZIJN DE VOLGENDE ONDERDELEN NODIG
gangbare propaan/butaan-vloeibaargasfles (max. 59 x Ø 30 cm)
vast ingestelde, erkende drukregelaar, 1,5 kg/h, passend bij de gebruikte gasfles, bedrijfsdruk
30 mbar
1,5 m lange slangleiding
erkende lekdetectiespray of schuimvormend middel (bijv. Gas-Control-Spray of zeepoplossing).
A
Wartelmoer
B
Flesafsluiter
C
Schroefdraad flesafsluiter
D
Slang (DIN EN 16436, Ø 8 mm)
E
Uitgangsopening
Y
Slangklem
Z
Drukregelaar (EN 16129, Typ 694)
B
Abbildung 2.
4
E
A
Y
D
Z
C