Bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Aanbevolen bandenspanning: 1,65 tot 2,07 bar
Belangrijk:
De maximale bandenspanning op de
wang van de band niet overschrijden.
Opmerking:
De vereiste bandenspanning is
afhankelijk van het gewicht dat u van plan bent te
transporteren.
1.
Controleer de bandenspanning.
Opmerking:
De luchtdruk in de voor- en
achterbanden moet liggen tussen 1,65 en
2,07 bar.
•
Gebruik een lagere bandenspanning
voor lichtere ladingen, voor minder
bodemcompactie, voor een soepeler
rijgedrag en voor minder bandensporen op
de grond.
•
Gebruik een hogere bandenspanning om
zwaardere ladingen met hogere snelheid te
transporteren.
2.
Indien nodig dient u de luchtdruk in de banden
aan te passen door lucht in de banden te
pompen of deze af te laten.
Werking en gebruik van het
accusysteem
Werking van een semitractieaccu
De machine bevat 8 loodzwavelzuur semitractieaccu's
die zorgen voor de voeding van de motor en de
accessoires. Een semitractieaccu verschilt van een
accu die wordt gebruikt in een auto. Een autoaccu
moet een stroomstoot geven om de motor te starten
en zorgen voor de elektrische energie voor de
verlichting en de accessoires als de motor is afgezet
of stationair loopt. De wisselstroomdynamo laadt
vervolgens de accu voortdurend op als de auto rijdt.
Als gevolg hiervan zal de laadtoestand van een
autoaccu zelden lager zijn dan 90% van het maximale
niveau.
Een semitractieaccu is bedoeld als de belangrijkste
stroombron en moet constant vermogen leveren. Een
semitractieaccu ontlaadt gewoonlijk tot 20-30% van
de maximale laadtoestand. Een dergelijke ontlading
wordt beschouwd als een diepe ontlading.
Belangrijk:
Herhaaldelijk diep ontladen verkort
de levensduur van de accu.
Een loodzwavelzuuraccu produceert stroom dankzij
een chemische reactie tussen loden platen en
zwavelzuur. Als de accu wordt opgeladen, wordt de
chemische reactie omgekeerd, waardoor de accu
opnieuw stroom produceert.
Een accu is onderhevig aan slijtage en heeft
een beperkte levensduur
nieuwe accu heeft een inrijperiode nodig om een
efficiënte stroomproductie op gang te brengen.
Deze inrijperiode moet gewoonlijk 100 tot 150
ontlaad-/laadcycli omvatten.
Tabel levensduur accu
1. Accuvermogen
2. Ontlaad-/laadcycli
3. Inrijperiode (100 tot 150
cycli)
Na de inrijperiode heeft de accu gedurende vele cycli
een hoog vermogen. Het aantal cycli waarin een accu
goede prestaties zal leveren, is afhankelijk van de
volgende zaken:
•
Onderhoud van de accu – verkeerd onderhoud
bekort de levensduur van een accu aanzienlijk.
•
Diepte van de ontlading tussen laadcycli – hoe
dieper een accu op regelmatige basis wordt
ontladen tussen de laadcycli, des te korter is
de levensduur van de accu.
•
Laadfrequentie – laad de accu's wanneer mogelijk
volledig op.
Belangrijk:
Het geheel ontladen van de accu's
beschadigt deze en verkort hun levensduur.
•
Laag waterpeil – als de loden platen bloot
komen te liggen, kunnen de accu's permanent
beschadigd worden. Doe het volgende om het
accuzuur op het juiste peil te houden:
Als de accu's volledig opgeladen zijn, vult u
de accu's bij met gedistilleerd of gedeïoniseerd
water; zie
Het waterpeil van de accu's controleren
(bladz. 36)
en
De accu's bijvullen met gedistilleerd
of gedeïoniseerd water (bladz.
Belangrijk:
Laad de accu's volledig op
voordat u ze bijvult met water. Tijdens het
opladen zet het accuzuur uit; als u een accu
22
(Figuur
17). Een
Figuur 17
4. Beste deel van levensduur
van accu
5. Einde van levensduur van
accu
36).
g004049