Opstelprocedure
(1) Zorg er voor dat, voordat u microfoons en instrumenten aan-
sluit, alle apparaten zijn uitgezet. Let er ook op dat alle kanaal-
faders en masterfaders van de mixer helemaal zijn dichtgezet.
(2) Bij elke aansluiting sluit u het éne eind van de kabel op de be-
treffende microfoon of het betreffende instrument aan, en het
andere eind op de daarvoor geschikte LINE- of MIC-aanslui-
ting op de mixer.
(LINE-aansluitingen: kanalen 1 t/m 8. MIC-aansluitingen:
kanalen 1 t/m 8, 9/10, 11/12.)
Opstellingsvoorbeelden
Homerecording
Versterkte
monitorluidsprekers
Masterrecorder
(MD, CD-R, DAT, enz.)
Opstellen
Effectapparaat
Ritmemachine
Effectapparaat
Geluidsbronnen (CD, MD,
DAT, cassette, video, enz.)
Personal Computer
Multitrackrecorder
Als een ingangskanaal zowel over een MIC-
OPMERKING
aansluiting als een LINE-aansluiting beschikt, kunt
u één van deze aansluitingen gebruiken, maar niet
beide tegelijk. Verbind alstublieft slechts één van
deze aansluitingen van elk kanaal.
(3) Zet, om beschadiging van uw luidsprekers te voorkomen, de
apparaten in de volgende volgorde aan: Randapparatuur →
mixer → eindversterkers (of versterkte luidsprekers).
Als u het systeem uitschakelt, zet u ze in de omge-
OPMERKING
keerde volgorde uit: Eindversterkers (versterkte
→
luidsprekers)
Effectapparaat
→
mixer
randapparatuur.
Synthesizer
Multitrackrecorder
Gitaar
Microfoon
Hoofdtelefoon
MG16/6FX
25