Inhoudsopgave
Advertenties
6.5 De digitale regelaar aanpassen
Als de warmtewisselaar met een digitale regelaar wordt geleverd, dan regelt de regelaar het systeem
op basis van de buitentemperatuur of de vraag naar tapwater en begrenst hij tegelijkertijd de
retourtemperatuur aan de primaire zijde.
Opmerking:
Afhankelijk van de configuratie van de regelaar is het mogelijk om prioriteit te geven aan het warm
water of om het parallel met het verwarmingscircuit te gebruiken.
Bij stroomuitval, of als het apparaat wordt uitgeschakeld (onderhoud/troubleshooting), blijven
de geprogrammeerde gegevens behouden met uitzondering van de tijd (volgens de fabrikant van
de regelaar).
Raadpleeg de gebruikshandleiding van de fabrikant van de regelaar om de regelaar af te stellen.
De regelaar van de primaire zijde is in de fabriek afgesteld (alleen het primaire circuit).
De regelaar van de secundaire zijde (bij de klant) moet bij de inbedrijfstelling ter plaatse worden
afgesteld. Hiervoor moet ook de gebruikshandleiding van de regelaar worden gevolgd.
6.6 Opmerkingen over thermostatisch geregeld station variant 7
(M10930.010)
Bij een thermostatisch geregeld station kunnen in de beginfase van de warmwaterbereiding
(startfase) schommelingen in de uitvoertemperatuur optreden, voordat er na enkele seconden
een stabiele warmwatertemperatuur wordt bereikt. Dit startgedrag is systeemafhankelijk en
is gerelateerd aan de regelkarakteristieken van het thermostaatventiel (P-regelaar). Het is geen
defect of gebrek aan uw apparaat.
Om de effecten te minimaliseren, is het daarom belangrijk om de inbedrijfstelling van het apparaat
correct uit te voeren en alle instelwaarden volgens de plannings- en ontwerpparameters van het
verwarmingssysteem in te stellen.
Tips om fluctuaties bij de warmwaterbereiding te minimaliseren:
•
Stel de drukverschilregelaar en het thermostaatventiel van het station exact volgens de
ontwerpdocumenten af. Controleer vervolgens de primaire doorstroomsnelheid tijdens
de warmwaterbereiding met een warmtemeter.
•
Te hoge temperaturen van het verwarmingsmedium of de aanvoerleiding op het station maken
temperatuurfluctuaties tijdens de warmwaterbereiding waarschijnlijker. Verlaag indien nodig
de aanvoertemperatuur in het verwarmingssysteem tot een praktisch minimum.
•
Stel de warmwatertemperatuur op de thermostaatkop dienovereenkomstig in (aanbeveling:
50 tot max. 60 °C). Hoe groter het verschil tussen de gewenste tapwatertemperatuur en de
aanvoertemperatuur van het verwarmingssysteem is, des te ongunstiger zijn de regeldynamiek
en het startgedrag.
•
Voorkom onnodig bijstellen aan de aftappunten! Open het aftapventiel van het warme tapwater
en wacht tot een stabiele temperatuur is bereikt. Pas vervolgens langzaam de temperatuur
op het aftapventiel weer aan.
46
LogoMini G2 handleiding
Advertenties
Inhoudsopgave
