7 Storingsanalyse
Een vergrendeling van de besturingsunit kan alleen worden opgeheven met de resetknop!
Als na drukken op de resetknop de storing blijft aanhouden, zal met behulp van de storingsanalyse
de oorzaak van de storing achterhaald kunnen worden.
00
Ten onrechte vlam
1. Controleer of het gas stroomt in de beveiligingsafsluiter door een verschildruk (circa 0,9
mbar) te meten over de smoorklep.
2. Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt (circa 24 Vac).
3. Controleer de kabelboom:
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide spoelen van de beveiligingsafsluiter
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op de centrale 15-polige connector van de
schakelkast.
4. Controleer de besturingsunit.
01
Kortsluiting 24 volt
1. Controleer de kabelboom:
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide spoelen van de beveiligingsafsluiter
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op de centrale 15-polige connector van de
schakelkast
- overige aansluitingen besturingsunit.
2. Controleer de beveiligingsafsluiter.
3. Controleer de besturingsunit.
02
Toestel niet in bedrijf na 5 maal starten
Meet de ionisatiestroom tijdens ontsteken van het toestel met een speciale ionisatiemeter.
Indien de spanning tijdens ontsteken op een vaste negatieve waarde (circa 0,5 µ A) blijft en
na ontsteken terugvalt naar 0 V, is er geen vlamvorming geweest.
1. Controleer de gasdruk in de toevoerleiding (20 - 30 mbar) tijdens ontsteken, ook indien
andere gastoestellen schakelen.
2. Controleer of het gas stroomt in de beveiligingsafsluiter door een verschildruk (circa 0,3
mbar) te meten over de smoorklep tijdens bekrachtigen van beveiligingsafsluiter.
3. Controleer of de beveiligingsafsluiter schakelt (circa 24 Vac).
4. Controleer de kabelboom:
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op beide spoelen van de beveiligingsafsluiter
- aansluiting van de 24 Vac-kabel op de centrale 15-polige connector van de
schakelkast.
5. Controleer of er ontsteking is op de ontsteekpen, eventueel door een losse ontsteekpen
te laten vonken.
6. Controleer de afstand tussen brander en ontsteekpen: circa 4,5 mm, maximaal 5 mm.
Hierbij moet de brander/mengkamer worden gedemonteerd.
Indien de spanning tijdens ontsteken op een vaste negatieve waarde (circa 0,5 µ A) blijft en
na ontsteken tijdelijk oploopt (naar circa + 1,5 µ A), is er wel vlamvorming geweest (ionisatie
valt weg).
Inregeldisplay SWB HR
maart 2003
-9-