2. Laat de lade zakken tot deze horizontaal
staat en duw hem naar binnen.
12. PROBLEEMOPLOSSING
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken Veiligheid.
12.1 Wat te doen als...
Probleem
Je kunt het apparaat niet inschake‐
len.
Je kunt het apparaat niet inschake‐
len.
De restwarmte-indicator gaat niet
aan.
De oven wordt niet warm.
De oven wordt niet warm.
De lamp werkt niet.
Er slaat stoom en condens neer op
het voedsel en in de ovenruimte.
12.2 Service-informatie
Als je niet zelf het probleem kunt verhelpen,
neem dan contact op met je verkoper of een
erkende serviceafdeling.
De contactgegevens van de servicedienst
staan op het typeplaatje. Het typeplaatje
bevindt zich op het voorframe van de
apparaatruimte. Verwijder het typeplaatje niet
uit de apparaatruimte.
20
NEDERLANDS
Mogelijke oorzaak
Het apparaat is niet aangesloten op
een stopcontact of niet goed geïn‐
stalleerd.
De zekering is doorgeslagen.
De zone is niet heet, omdat hij
slechts kortstondig is bediend.
De oven is uitgeschakeld.
De benodigde instellingen zijn niet
ingesteld.
De lamp is defect.
Je hebt het gerecht te lang in de
oven achtergelaten.
Wij raden je aan om de gegevens hier te no‐
teren:
Model (MOD.)
Productnummer (PNC)
Serienummer (S.N.)
Oplossing
Controleer of het apparaat goed is
aangesloten op de elektriciteitsvoor‐
ziening.
Verzeker je ervan dat de zekering
de oorzaak van de storing is. Als de
zekeringen keer op keer doorslaan,
neem je contact op met een erken‐
de installateur.
Als de zone voldoende lang gebruikt
is om heet te zijn, neem je contact
op met een erkende servicedienst.
Schakel de oven in.
Controleer of de instellingen correct
zijn.
Vervang de lamp.
Laat de gerechten na afloop van het
kookproces niet langer dan 15 - 20
minuten in de oven staan.
.........................................
.........................................
.........................................