INSTALLATIE
3
3.4 Voorwaarden voor de installatie
VOORZICHTIG!
Bij het installeren van het toestel in de leidingen moeten de volgende punten in acht
worden genomen:
• De vlotterdebietmeter H250 moet verticaal worden geïnstalleerd (binnen 5° van de verticaal).
H250H-toestellen worden horizontaal geïnstalleerd (binnen 5° van de horizontaal).
H250U-toestellen worden rechtop geïnstalleerd, met de flowrichting van boven naar beneden
(binnen 5° van de verticaal).
• Een rechte, ongestoorde inlaatsectie van ≥ 5 DN aan instroomzijde van het toestel en een
rechte uitlaatsectie van ≥ 3 DN aan uitstroomzijde van het toestel worden aanbevolen.
Vooral bij toestellen gelijk aan of groter dan DN50 / 2" om slijtage door turbulente
vlotterbewegingen tot een minimum te beperken.
• Schroeven, bouten en afdichtingen moeten worden geleverd door de klant, en moeten
worden geselecteerd overeenkomstig de drukklasse van de aansluiting.
• De binnendiameter van de flens wijkt af van de standaardafmetingen.
De flensafdichtingsnorm DIN 2690 of ASME B16.21 kan worden toegepast.
• Lijn de afdichtingen uit. Span de moeren met de aanhaalmomenten voor de betreffende druk.
Voor toestellen met een bekleding van PTFE of keramiek en afdichtingsvlakken van PTFE, zie
het hoofdstuk "Aanhaalmomenten".
• Besturingsorganen moeten aan instroom zijde van het meettoestel worden geplaatst.
• Afsluitorganen moeten bij voorkeur aan uitstrom zijde van het meettoestel worden geplaatst.
• Alvorens de aansluiting te maken, moeten de leidingen die naar het toestel gaan worden
uitgeblazen of -gespoeld.
• Leidingen voor gasflows moeten worden gedroogd voordat het toestel wordt geïnstalleerd.
• Gebruik connectors die geschikt zijn voor de betreffende toestelversie.
• Lijn de leidingen centrisch uit met de procesaansluitingen op het meettoestel, zodat ze
spanningsvrij zijn.
• Indien nodig moeten de leidingen worden ondersteund, om de trillingen die op het
meettoestel worden overgedragen te beperken.
• Leg signaalkabels niet direct naast voedingskabels.
• Bij montage van meerdere meettoestellen naast elkaar of naast ferromagnetische
systeemcomponenten of magneetkleppen moet een minimale zijdelingse afstand worden
gewaarborgd.
• Het toestel mag niet door stralingswarmte (bijv. blootstelling aan de zon) zodanig worden
verhit dat de temperatuur van de elektronicabehuizing de maximaal toelaatbare
omgevingstemperatuur overschrijdt. Als het nodig is om schade door warmtebronnen te
voorkomen, moet een hittebescherming (bijv. een zonnescherm) worden geïnstalleerd.
22
www.krohne.com
H250 M40
11/2022 - 4000841906 - MA H250-M40 R07 nl