1. Kies de juiste dopmaat door de TRIPLET dophouders in de ge-
wenste stand voor het spuiten te draaien. Zorg er voor dat alle
doppen van hetzelfde type zijn en dezelfde capaciteit hebben. Zie
de handleiding "Spuittechniek".
2. Open of sluit kraan 1; dit hangt ervan af of roering onder druk al dan
niet gewenst is. (Denk er aan dat roering onder druk 5 tot 10% van
de pompcapaciteit gebruikt).
3. Draai hoofdkraan 2 op AAN (stand A).
4. Zet alle sectiekranen 3 op AAN (stand A).
5. Draai HARDI-MATIC drukregelaar 4 zover mogelijk tegen de klok in.
6. Zet de tractor in z'n vrij en stel de aftakas zo in dat het aantal om-
wentelingen van de pomp overeenkomt met de gewenste rij-
snelheid.
N.B. Het toerental van de aftakas moet tussen de 300 en 600 t/min
blijven.
7. Stel HARDI-MATIC drukregelaar 4 zo in dat de manometer de
aanbevolen druk aangeeft.
INSTELLEN GELIJKDRUKSYSTEEM
8. Zet de eerste sectiekraan 3 op UIT (stand B).
9. Draai stelschroef 5 totdat de manometer weer dezelfde druk aan-
geeft.
10.Stel de andere sectiekranen op dezelfde manier in. Hierna is op-
nieuw instellen van hetgelijkdruksysteem alleen nodig wanneer u
doppen met een andere capaciteit gebruikt.
HET GEBRUIK VAN DE BEDIENINGSKAST TIJDENS HET RIJDEN:
11.Om de vloeistofstroom naar de spuitboom te stoppen moet hoofd-
kraan 2 UIT gedraaid worden (stand B). Hierdoor vloeit de vloeistof
uit de pomp terug naar de tank via hat retoursysteem. De anti-drup
membraanafsluiters zorgen ervoor dat alle doppen onmiddellijk
afgesloten worden.
Om de vloeistofstroom naar een of meerdere spuitboomsecties af te
zetten moet sectiekraan 3 voor de desbetreffende spuitboomsectie
UIT gezet worden (stand B).
Het gelijkdruksysteem zorgt ervoor dat de druk niet oploopt in de
secties die open blijven.
19