Nadat het systeem en het
BLUETOOTH-apparaat eenmaal zijn
verbonden, kunt u de weergave
regelen met , , , / en
/.
1
Druk herhaaldelijk op
FUNCTION om de BLUETOOTH-
functie te selecteren.
"BLUETOOTH" wordt op het display
weergegeven.
2
Maak een verbinding met het
BLUETOOTH-apparaat.
Druk op het apparaat op
BLUETOOTH om het laatst
aangesloten BLUETOOTH-apparaat
te verbinden.
Breng een BLUETOOTH-verbinding
van het BLUETOOTH-apparaat tot
stand als het apparaat niet
verbonden is.
Zodra de verbinding tot stand is
gekomen, wordt de naam van het
BLUETOOTH-apparaat op het
display weergegeven.
3
Druk op om het afspelen te
starten.
Afhankelijk van het BLUETOOTH-
apparaat,
— het kan zijn dat u twee keer op
moet drukken.
— het kan zijn dat u het afspelen van
een audiobron op het
BLUETOOTH-apparaat moet
starten.
4
Stel het volume.
Stel het volume van het
BLUETOOTH-apparaat eerst in. Als
het volume dan nog te laag is,
verhoog het dan met het systeem.
42
NL
Opmerking
Als het systeem niet is aangesloten op
een BLUETOOTH-apparaat, dan maakt het
systeem automatisch verbinding met het
laatst aangesloten BLUETOOTH-apparaat
wanneer u op BLUETOOTH of op de
eenheid drukt.
De BLUETOOTH-verbinding
beëindigen
Druk op het apparaat op
BLUETOOTH. "BT AUDIO" wordt op
het display weergegeven.
Afhankelijk van het BLUETOOTH-
apparaat wordt de BLUETOOTH-
verbinding mogelijk automatisch
beëindigd als u met afspelen stopt.
Dit systeem met
meerdere BLUETOOTH-
apparaten verbinden
(Meervoudige
apparatenverbinding)
Met een A2DP/AVRCP-verbinding
kunt u met maximaal drie
BLUETOOTH-apparaten tegelijkertijd
verbinding maken.
Voordat u het volgende
BLUETOOTH-apparaat koppelt,
vergeet niet te controleren of
de BLUETOOTH-functie op het
systeem is ingeschakeld en het
eerste BLUETOOTH-apparaat is
aangesloten op het systeem.
Koppelen met het tweede of
derde apparaat
Herhaal stap 1 tot 6 van "Dit systeem
met een BLUETOOTH-apparaat
koppelen" (pagina 40).