1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak
2. Zet het maaidek op de gewenste maaihoogte, zet
de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit,
stel de parkeerrem in werking en verwijder het
contactsleuteltje.
3. Controleer of de voor- en achterbanden de aanbevolen
spanning hebben en breng ze eventueel op de juiste
spanning; zie Bandenspanning controleren.
4. Controleer op kromme messen.
5. Verwijder de kappen van de bovenkant van de
maaidekken
6. Draai het mes op elke as totdat de uiteinden in de
lengterichting liggen.
7. Meet de afstand van de grond tot de voorste rand van
het mes
8. Draai aan de contramoeren waarmee de kettingen van
het maaidek zijn bevestigd aan het maaidek, totdat het
maaidek horizontaal staat (Figuur 7).
Tips voor bediening en gebruik
Draaiende zwenkwielarm
Om toegang te krijgen tot of vanaf de bestuurdersruimte als
de zijmaaidekken omhoog geklapt zijn, zet u de grendel van
de zwenkwielarm (Figuur 8) los en draait u de zwenkwielarm
weg van de tractie-eenheid.
1. Grendel van zwenkwielarm
Belangrijk: Vergeet niet om de zwenkwielarm terug te
draaien naar de tractie-eenheid voordat u gaat maaien.
Transportvergrendelingen
Voordat u de machine transporteert, moet u de maaidekken
opheffen en de transportvergrendelingen van de
zijmaaidekken vastzetten (Figuur 9).
Figuur 8
1.
Transportvergrendelingen van zijmaaidekken
SNEL-stand gashendel/Rijsnelheid
Om tijdens het maaien genoeg vermogen voor de machine
en het maaidek te behouden, moet u de gashendel op Snel
zetten en uw rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden.
Een uitstekende regel daarvoor is: de rijsnelheid verminderen
als de maaimessen zwaarder wordt belast, en verhogen als de
maaimessen minder wordt belast.
Maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen om te voorkomen
dat er na verloop van tijd voren op de grasmat ontstaan. Dit
zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat
de vertering en bemesting ten goede komt.
Maaisnelheid
Om de maairesultaten te verbeteren, moet u maaien bij een
lagere rijsnelheid.
Kies de juiste maaihoogte-instelling
voor de omstandigheden
Verwijder bij het maaien ongeveer 25 mm of niet meer
dan 1/3 van de grassprieten. Bij zeer lang, mals en dicht
gras moet u wellicht de snelheid aanpassen en/of de
maaihoogte-instelling een stap omhoog zetten.
Lang gras
Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als
het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger
dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien.
Maai het gras daarna op de lagere, normale hoogte.
Houd de maaier schoon
Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van
het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek verzamelt,
leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat.
Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing, parkeerrem,
maaidekken en de brandstofopslagplaats vrij van overtollig
12
Figuur 9