18 mm. Voor de stand van 127 mm is er slechts één
opening, die zich in de tweede rij bevindt. Hiermee
wordt de stand van 127 mm niet verhoogd met 6 mm.
4. Stel de antiscalpeerrollen en glijders naar wens af.
Zijmaaidekken
Om de maaihoogte van de zijmaaidekken in te stellen,
moet u de assen van de zwenkwielen in de bovenste of
onderste openingen in de zwenkwielvorken plaatsen en
vervolgens een gelijk aantal afstandsstukken toevoegen
aan de zwenkwielvorken of verwijderen. Daarna bevestigt
u de maaihoogtekraag aan de gewenste openingen in de
maaihoogtestang.
1. Start de motor en breng het maaidek omhoog zodat
deze vrijkomt van de grond en de maaihoogte kan
worden gewijzigd. Zet de motor af en verwijder het
sleuteltje nadat het maaidek omhoog is gebracht.
2. Plaats de assen van de zwenkwielen in dezelfde
openingen in beide zwenkwielvorken. Raadpleeg
Figuur 3 om vast te stellen wat de correcte openingen
voor de instelling van de maaihoogte zijn.
1. Klemkapje
2. Afstandsstukken
3. Vulstukken
Opmerking: Als de machine wordt gebruikt bij een
maaihoogte van 64 mm of hoger, moet de asbout
worden geplaatst in de onderste opening van het
zwenkwielvork om te voorkomen dat er zich gras
opeenhoopt tussen het wiel en de vork. Als u machine
gebruikt bij een maaihoogte van 64 mm of lager en
ontdekt dat er aangekoekt gras tussen het wiel en
de vork zit, moet u de machine in de tegengestelde
richting laten werken om het maaisel te verwijderen.
3. Verwijder de klemkapjes van de spilas (Figuur 3) en
schuif de as uit de zwenkwielarm. Plaats de twee
opvulstukken (van 3 mm) op de spilas zoals deze
Figuur 3
4. Montage-openingen van
as
5. Zwenkwiel
oorspronkelijk waren geplaatst. Deze opvulstukken
zijn nodig om ervoor te zorgen dat de maaidekken
over de gehele breedte horizontaal staan. Schuif het
benodigde aantal afstandsstukken van 13 mm op de
spilas om de gewenste maaihoogte te bereiken; schuif
daarna de klemring op de as.
Opmerking: Als u de machine afstelt op
maaihoogten van 25 mm, 38 mm of in sommige
gevallen 51 mm, moet u de glijders en de rollen in de
bovenste openingen plaatsen.
4. Borg de instelling met het klemkapje.
De glijder(s) afstellen
Monteer de glijders in de laagste stand als de machine wordt
gebruikt bij een maaihoogte van meer dan 64 mm en in
de hoogste stand als de machine wordt gebruikt bij een
maaistand van minder dan 64 mm.
Opmerking: Als de glijders slijten, kunt u versleten glijders
omdraaien en op de andere kant van het maaidek monteren.
Hierdoor kunt u de glijders langer gebruiken voordat u deze
moet vervangen.
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de gashendel op Langzaam, schakel de motor uit,
verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u
de bestuurdersstoel verlaat.
3. Draai de schroef aan de voorzijde van elke glijder los.
(Figuur 4).
1. Glijder
4. Verwijder de flensbout en de moeren van elke glijder.
5. Zet de glijders in de gewenste stand en zet ze vast met
de flensbouten en de moeren.
Opmerking: Gebruik uitsluitend de bovenste of
middelste openingen om de glijders af te stellen. De
onderste openingen worden gebruikt als de glijders
op een maaidek worden omgewisseld, waarbij zij de
bovenste openingen op de andere kant van het maaidek
worden.
10
Figuur 4