7.4
Leidingen
7.4.1
Algemeen
Gebruik de pomp niet als
scharnierende steun voor het
leidingsysteem.
Zorg dat het leidingsysteem voldoende wordt
ondersteund om het gewicht van de pomp en de
fittingen te kunnen dragen.
Voorkom dat het leidingsysteem de pomp belast
door flexibele onderdelen (compensator) te
installeren voor de aanzuiging en afvoer van de
pomp.
Als u flexibele ondersteunende onderdelen
monteert, houd er dan rekening mee dat deze
onderdelen mogelijk langer worden onder druk.
De ondersteunende onderdelen moeten met
name in de richting van de afvoerflensas van de
pomp worden geplaatst (meestal in verticale
richting).
De zuigleiding moet in een constant oplopende
helling naar de pomp worden geplaatst. Lucht in
de zuigleiding moet de pomp binnengaan.
De afvoerleiding moet in een constant
oplopende helling naar het reservoir of
afvoerpunt worden geplaatst, zonder op- en
neergangen die luchtblazen in het
leidingsysteem kunnen veroorzaken. Op locaties
waar de vorming van luchtblazen mogelijk is,
moeten speciale onderdelen zoals
ontluchtingskleppen en luchtkranen worden
gemonteerd om de ingesloten lucht te laten
ontsnappen.
Het is belangrijk dat de diameter van de
leidingen en fittingen minstens net zo groot is als
de diameter van de pompopening, of bij
voorkeur één of twee maten groter. Gebruik
nooit fittingen met een kleinere diameter dan de
diameter van de pompuitgang. Met name
preferente fittingen zoals voetkleppen, zeven,
filters, terugslagkleppen en andere kleppen
dienen een groot vrij doorlaatgebied te hebben
en een laag wrijvingsverlies-coëfficiënt.
Voor leidingsystemen met hete vloeistoffen moet
14
rekening worden gehouden met thermische
uitzetting en moeten er compensatoren worden
gemonteerd ter compensatie van deze uitzetting.
Wees voorzichtig om te voorkomen dat bij deze
installatie de pomp wordt belast.
7.4.2
Specificatie van werk aan
leidinginstallatie
Volg bij de installatie van leidingen
absoluut de volgende procedures.
Haal de beschermers (door de fabrikant
geplaatst) uit de zuig- en afvoeropeningen van
de pomp.
Sluit de zuig- en afvoerflenzen met rubberen
pakkingen. Deze voorzorgsmaatregel is
belangrijk om te voorkomen dat ongewenste
substanties (lasaanslag, lasslak, zand, steen,
zaagsel, enz.) in de pomp terechtkomen.
Verwijder deze pakkingen niet voordat de
installatie is voltooid.
Begin de installatie van leidingen vanaf de
pompzijde. Voer achtereenvolgens de
benodigde montage- en laswerkzaamheden van
de onderdelen uit.
Vergeet hierbij niet de benodigde onder-
steuningen aan te brengen op relevante locaties.
Volg de bovenstaande procedure om het
leidingsysteem aan de zuigzijde compleet te
maken tot aan de zuigtank (of de voetklep,
indien aanwezig), en aan de afvoerzijde tot aan
de afvoercollector en de afvoerleiding.
Wanneer het volledige installatie- en lasproces
is voltooid en de hitte van de laswerkzaamheden
is verdwenen, demonteert u alle met bouten
bevestigde aansluitingen van de aanzuigtank
naar de afvoerleiding. Verwijder alle
demonteerbare onderdelen.
Reinig deze onderdelen en voorzie het huis van
binnen en van buiten vervolgens volledig van
een coating.
Monteer de onderdelen weer op de juiste plaats.
Begin deze keer echter bij de afvoerleiding en
werk omlaag in de richting van de pomp.
Vergeet hierbij niet de flenspakkingen te
controleren. Vervang deze indien nodig
(bijvoorbeeld wanneer ze zijn vervormd tijdens
het lassen).
Wanneer bij het aansluiten van de pompflenzen
op de leidingen, de as en de flensgaten verkeerd
zijn uitgelijnd, mag u het systeem niet forceren
om de foutieve uitlijning te verhelpen. Als u het
systeem forceert, leidt dit mogelijk tot problemen
die lastig te verhelpen zijn.
Als er sprake is van een foutieve axiale uitlijning
tussen de flenzen van de pomp en de leiding
(wegens het lassen of andere redenen), knipt u
op een geschikte locatie de leiding door om het
probleem te verhelpen. Sluit de leiding
(pompzijde) aan op de pomp. Nadat u de
benodigde correctie hebt uitgevoerd, verbindt u
de onderdelen weer door ze aan elkaar te
lassen.