Slim automa- tisch instellen
Hiermee kunt u stilstaande beelden opnemen terwijl de instellingen automatisch worden
aangepast.
1 Doe de lensafdekking omlaag om de
opnamefunctie in te schakelen.
2
(Opn.functie) t
instellen)
3 Druk de ontspanknop helemaal in.
Opmerking
• De flitserfunctie is ingesteld op [Autom.] of [Uit].
z
Over de scèneherkenning
De scèneherkenning werkt in de intelligente automatische instelfunctie. In deze functie
herkent de camera automatisch de opnameomstandigheden en neemt het beeld automatisch
op.
• De camera herkent
(Tegenlichtopname),
(Superclose-up) of
LCD-scherm nadat de scène is herkend.
Voor verdere informatie, zie pagina 60.
z
Een stilstaand beeld opnemen van een onderwerp
waarop moeilijk scherpgesteld kan worden
• De minimale opnameafstand is ongeveer 8 cm (1 cm in de intelligente automatische instelfunctie en
eenvoudig-functie) (W-kant) of 50 cm (T-kant) (vanaf de lens). Neem op in de close-up-
opnamefunctie wanneer u een onderwerp wilt opnemen vanaf een kortere afstand dan de minimale
opnameafstand.
• Als de camera niet automatisch op het onderwerp kan scherpstellen, verandert de AE/AF-
vergrendelingsindicator naar langzaam knipperen en klinkt geen pieptoon. Stel de opname opnieuw
samen of verander de scherpstellingsinstelling (pagina 57).
• In de volgende situaties kan het moeilijk zijn scherp te stellen:
– Als het donker is en het onderwerp ver weg is.
– Als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond slecht is.
– Als het onderwerp door glas wordt opgenomen.
– Als het onderwerp snel beweegt.
– Bij reflecterend licht of glimmende oppervlakken.
– Als het onderwerp van achteren wordt belicht of als er een zwaailicht in de buurt is.
(Slim automa- tisch
Pictogram van scèneherkenning (Gids)
(Schemer),
(Schemer-portret),
(Portretopn. met tegenlicht),
(Portretopname), en beeldt het betreffende pictogram en de gids af op het
(Schemeropn. met statief),
(Landschap),
(Macro),
22
NL