3. Na een alarmmelding
Als uw systeem een alarmmelding geeft moet u het uitschakelen om de
sirenes en flitsers te laten stoppen. Het systeem 'onthoudt' welke detectoren/
zones de alarmmelding veroorzaakten en toont dit op het display van het
codebediendeel. Nadat u het systeem hebt uitgeschakeld dient u het
systeem te herstellen (resetten) voor u het later weer zal kunnen
inschakelen.
Brandalarm
Het systeem geeft een brandalarm met een 2-tonig signaal via het
codebediendeel en sirene. Op het display staat de tekst "
1. Verlaat het gebouw en bel de brandweer. Probeer niet het systeem uit te
schakelen.
2. Nadat de brandweer de toegang tot het gebouw heeft vrijgegeven handelt
u als volgt:
Het systeem uitschakelen
1. Ga naar het codebediendeel of inschakelpaneel via de inlooproute.
2. Toets uw toegangscode. De sirenes stoppen.
Het display toont de alarmmelding en de
eerste detector/zone die geactiveerd werd.
Het kan zijn dat het lampje 'Service' brandt.
3. Overtuig u er van dat de oorzaak van de alarmmelding is weggenomen.
4. Vervolg met het herstel (reset) van het systeem.
Het systeem herstellen
Er zijn drie manieren waarop u het systeem kunt herstellen. De s lamp geeft
aan welke manier voor uw systeem van toepassing is.
•
Als de s lamp niet brandt kunt u zelf het systeem herstellen via een
codebediendeel of inschakelpaneel.
•
Als de s lamp brandt na een alarmmelding dient uw installateur het
systeem te herstellen.
•
Als de s lamp brandt na een alarmmelding en uw systeem is
aangesloten op een meldkamer, dan kan uw systeem op afstand
worden hersteld. Van de meldkamer ontvangt u via de telefoon
instructies en een speciale code, zodat u uw systeem vanaf een
codebediendeel of inschakelpaneel kunt herstellen.
496479
".
Brand
Zone 02
15