4
Gevaar voor verwonding
Motoraangedreven onderdelen
kunnen plotseling in beweging komen door
de noodstroom van de batterijen.
Verwijder ten minste één batterij uit het
batterij-vak (zie paragraaf 6.2 "Noodbat-
terijen plaatsen/vervangen", pagina 47)
om noodvoeding te voorkomen.
5
Borgring
van de motorvergrendeling in de
richting van de pijl uittrekken.
6
Aandrijving
met het aansluitsnoer naar boven
afnemen.
7
Inbussleutel
naar boven uitnemen.
8
Plaats de inbussleutel in de bus waarin de
uitgenomen aandrijving zich bevond.
59