Instelling
(Stand van opnameknop)
BEELDGROOTTE
BEELDKWALITEIT
AF-PUNT
(M, S, A, P, U)
AF-HULPSTRAAL
AF-BEWEGING
(M, S, A, P, U, SCN)
52
w4000x3000(12M)
g2976x2232(6.6M)
d1600x1200(1.9M)
r640x480(0.3M)
v4000x2248(9M)
f2976x1672(4.9M)
e1920x1080(2M)
De randen van stilstaande beelden die zijn opgenomen in
0
opnameformaat 16:9 kunnen worden afgesneden bij het
afdrukken.
kFIJN: Hiermee kunt u opnamen in een hoge beeldkwaliteit
maken. Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt is kleiner.
jSTANDAARD: Hiermee kunt u opnamen in standaard
kwaliteit maken. Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt
is groter.
ZMULTI: Voert een automatische scherpstelling uit en geeft
een frame weer rond het scherpgestelde gebied.
YSELECTEREN: Voert een automatische scherpstelling uit op
het gespecificeerde gebied.
Als "SELECTEREN" is geselecteerd, worden 9 frames
0
weergegeven om het gebied te specificeren waarop moet
worden scherpgesteld. Tik op het gebied waarop u wenst
scherp te stellen.
fUIT: Schakelt de hulpstraal uit.
eAAN: Schakelt de hulpstraal in wanneer de SNAPSHOT-
knop half wordt ingedrukt, en schakelt deze uit wanneer de
scherpstelling is vastgelegd.
De straal is uitgeschakeld bij handmatige scherpstelling.
0
De straal wordt mogelijk niet ingeschakeld, afhankelijk van
0
de helderheid in de omgeving.
mAF ENKEL:
Voor opnamen van stilstaande voorwerpen. (De scherpstelling
wordt gewoonlijk vastgelegd en de afstelling begint wanneer de
SNAPSHOT half wordt ingedrukt)
lAF CONTINU:
Voor normale opnamen. (De scherpstelling wordt gewoonlijk
automatisch afgesteld en wordt vastgelegd wanneer de
SNAPSHOT-knop half wordt ingedrukt)
nAF VOLTIJDS:
Voor opnamen van bewegende voorwerpen. (De scherpstelling
wordt gewoonlijk automatisch afgesteld)
Nadere bijzonderheden