Uitgangsspanning van uitgang C instellen
De uitgang C is onafhankelijk van de ingestelde bedrijfsmodus (series/ parallel/individual) te gebruiken.
Verwijder aangesloten verbruikers van uitgang C.
Schakel de voeding in via de aan/uit-schakelaar (1). De bedrijfsindicator (2) licht op en op het display
worden spanning en stroom weergegeven.
Druk de toets „show value" (13) en houdt deze tijdens het instellen van de spanning ingedrukt. In het dis-
play van uitgang B worden de spanning en de stroom van uitgang C weergegeven.
Met behulp van de draairegelaar „V-adjust" (12) kan de uitgangsspanning voor uitgang C in worden
gesteld.
Laat de toets (13) na het instellen van de spanning weer los.
Bij uitgang C is een vaste stroombegrenzing van ca. 1,5 A ingesteld, deze kan niet wor-
den veranderd. Bij het bereiken van deze stroomgrens brandt de rode indicator „over-
load" (11).
De betreffende spannings- en stroomwaarden kunnen te allen tijde door het drukken
op de toets „show value" (13) gecontroleerd worden.
Aansluiting van een verbruiker
Let bij het aansluiten van een verbruiker op dat deze uitgeschakeld met de voe-
ding wordt verbonden. De max. stroomopnale van de aan te sluiten verbruiker
mag de aanduidingen uit de technische gegevens niet overschrijden.
Bij het in serie schakelen van de uitgangen A en B of meerdere voedingen ont-
staan aanraakgevaarlijke spanningen (> 75 VDC), deze kunnen bij aanraking
levensgevaarlijk zijn. Vanaf deze spanning mogen alleen geïsoleerde accessoires
(aansluitleidingen, meetleidingen, enz.) worden gebruikt.
Voorkom het gebruik van niet-geïsoleerde leidingen en contacten. Deze plaatsen
dienen door geschikt, moeilijk ontvlambaar isolatiemateriaal of andere maatre-
gelen te worden afgedekt om rechtsreeks contact te voorkomen.
Let op een voldoende sectie van de geleiders voor de verwachte stroomsterkte.
65