Inhoudsopgave
Advertenties
2. PRINTER-SETUP
2.6.4 OVERZICHT VAN ELKE MODUS
Dit hoofdstuk beschrijft het overzicht van elke modus die door de printer wordt ondersteund. Raadpleeg elk
hoofdstuk voor gedetailleerde informatie.
2.6.4.1 ONLINEMODUS
Deze modus wordt voornamelijk gebruikt door de gebruikers.
Het etiket of de tag kan gedrukt worden in de onlinemodus. Wanneer een fout optreedt, toont de
helpfunctie de oorzaak van de fout, de oplossing en hoe de fout ongedaan te maken. De
drempelinstelling, die hieronder wordt beschreven, is ook een onderdeel van de onlinemodus.
2.6.4.1.1 Modus voor drempelinstelling
De modus voor drempelinstelling wordt gebruikt om een afdrukproblemen met voorbedrukte media te
corrigeren. Wanneer voorbedrukte etiketten worden gebruikt, kunnen de afdrukstartposities niet correct
gedetecteerd worden met de gebruikelijke media sensor. Dit probleem kan voorkomen worden door de
drempel voor de voorbedrukte media in te stellen. Aangezien de ingestelde drempelwaarden wordt
opgeslagen in het niet-vluchtige geheugen, is het niet nodig om de drempel weer in te stellen zolang
dezelfde voorbedrukte media wordt gebruikt.
2.6.4.1.2 RFID-kalibratiemodus
In de RFID-kalibratiemodus, wordt de afstand tot de optimale RFID-tags schrijf-/leespositie en de
AGC-waarde vereist voor het correcte schrijven/lezen door middel van een kalibratie bepaald; de
verkregen waarden worden automatisch ingesteld in de printer.
Om gegevens te schrijven/lezen op/van RFID-tags, is het noodzakelijk om handmatig een afstand tot
de schrijf-/leespositie en een AGC-waarde in te stellen, dit gebeurt met het @003 commando. Dit
wordt echter automatisch gedaan in de RFID-kalibratiemodus.
2.6.4.1.3 Informatiemodus
In de informatiemodus worden het aantal labels/etiketten tijdens het afdrukken op het LCD in
centimeters en duimen weergegeven.
Het afdrukken van de labels/etiketten wordt op verzoek uitgevoerd.
2.6.4.2 GEBRUIKERSYSTEEMMODUS
De gebruikersysteemmodus is bereikbaar vanuit de onlinemodus. Deze modus bevat de parameters
en instellingen die gewijzigd kunnen worden door de gebruikers (beheerder) of onderhoudstechnici.
Naast de parameter functies en de fijn afstellingen (net als bij de systeemmodus) zijn er de volgende
extra functies: weergavefunctie uitvoertoestand, handmatige drempelinstelling en menu van
systeemtools.
De waarden die in deze modi zijn ingesteld, worden in het niet-vluchtige geheugen opgeslagen.
2.6.4.3 SYSTEEMMODUS
Deze modus wordt voornamelijk gebruikt door de onderhoudstechnici of het personeel van de
productieafdeling voor aanpassingen in de printer. De systeemmodus bevat instellingen die niet
dikwijls gewijzigd hoeven te worden. Naast de parameter functies en de fijn afstellingen (net als bij de
gebruikersysteemmodus) zijn er menu's voor de aanpassing van de sensoren, interface-, RFID-,
RTC- en BASIC-instellingsmenu's. Andere uitgebreide functies zijn zelfdiagnose, testafdruk, RAM
wissen (printer opnieuw initialiseren), aanpassingen vóór verzending voor gebruik in de fabriek, en het
menu waarmee parameterinstellingen, externe tekens, TPCL-commando's opgeslagen kunnen
worden op een externe USB-geheugenstick of gegevens gekopieerd kunnen worden vanaf een USB-
geheugenstick naar de printer. De waarden die in deze modus zijn ingesteld, worden in het niet-
vluchtige geheugen opgeslagen.
2.6.4.4 DOWNLOADMODUS
Deze modus wordt gebruikt voor het downloaden van firmware.
2.6.4.4.1 AUTO-CONFIGURATIEMODUS
In deze modus wordt de firmware van de printer automatisch bijgewerkt met het programma dat is
opgeslagen op een USB-geheugenstick.
E2-15
NEDERLANDS VERSIE
2.6 Printerinstelling
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
