2. PRINTERCONFIGURATIE
2.4 Aansluiten van de
kabels op de printer
VOORZICHTIG!
Sluit de seriële kabel aan terwijl
de printer en de hostcomputer
zijn uitgeschakeld. Deze
aanwijzing negeren kan leiden
tot elektrische schokken,
kortsluiting of schade aan de
printer of de hostcomputer.
OPMERKING:
De kenmerken van de seriële
interfacekabel vindt u in
BIJLAGE 2, INTERFACE.
NEDERLANDSE VERSIE EO1-33098
Dit deel bevat aanwijzingen voor het aansluiten van de printer op een
netwerk, een computer of andere apparatuur. Er zijn drie verschillende
aansluitmogelijkheden voor de printer. Deze zijn:
Met een ethernet kabelverbinding kan de printer rechtstreeks op
een netwerk aangesloten worden, maar ook op een computerpoort.
OPMERKING:
▪ Gebruik een Ethernet kabel die overeenstemt met de standaard.
10BASE-T: categorie 3 of hoger
100BASE-TX: categorie 5 of hoger
Kabellengte: Maximaal 100 m segmentlengte
▪ In sommige omgevingen kunnen communicatiefouten optreden
door elektromagnetische interferentie op de kabel. Indien dit
gebeurt, kan het nodig zijn om gebruik te maken van een
afgeschermde kabel (STP).
Met een USB kabel tussen de printer en een USB poort op de
computer.
OPMERKING:
▪ Volg de specifieke computer procedure "Veilig Hardware
Verwijderen " wanneer de printer USB kabel uit de computer
wordt verwijderd.
▪ Gebruik alleen een USB kabel conform USB specificatie V2.0 of
hoger en met een Type B connector aan één uiteinde.
Een seriële kabelverbinding tussen de RS-232C seriële poort van
de printer en één van de COM-poorten van de hostcomputer.
In onderstaande figuur ziet u alle kabelaansluitingen die op het huidige
printermodel beschikbaar zijn.
Stroomschakelaar
Voedingscontact
Nota bene:
Zorg ervoor dat het voedingscontact is aangesloten op de printer,
zoals hierboven weergegeven.
USB-interface voor het aansluiten van een hostcomputer
USB-interface voor het aansluiten van een USB-geheugen
Ethernet-interface
Seriële interface (RS-232C)
AC-stopcontact
N2- 4
2.4 Aansluiten van de kabels op de printer