3.10.3. Programmeerbaar relais
Op sommige SmartSolar-modellen is een programmeerbare relaisschakelaar beschikbaar. Het gegevensblad van uw model zal u
vertellen of dit al dan niet beschikbaar is.
Het relais biedt drie aansluitingen:
1. NO (Normaal geopend)
2. C (Beide)
3. NC (Normaal gesloten)
Relaisstatus
Verbinding tussen
Aangeschakeld
C en NO
Uitgeschakeld
C en NC
De omstandigheden voor het schakelen van het relais zijn afhankelijk van de instelling van de relaismodus. Merk op dat de
omstandigheden voor het omschakelen gedurende ten minste 10 seconden aanwezig moeten zijn voordat het relais van positie
zal veranderen.
Relais-modus
1. Relais altijd uit. Met deze optie schakelt u het relais uit. Het zal de andere relaisopties uitschakelen. Gebruik deze optie als u
niet van plan bent om de relaisfunctie te gebruiken.
2. Paneelspanning te hoog. Met deze optie schakelt u het relais AAN wanneer de paneelspanning te hoog wordt. Zie
Instellingen voor paneelspanning in de hoge spanningsmodus hieronder.
3. Hoge temperatuur (dimmen). Deze optie schakelt het relais AAN wanneer de uitgangsstroom van de acculader wordt
verlaagd als gevolg van te hoge temperaturen. Gebruik deze optie om bijvoorbeeld een externe ventilator te schakelen.
4. Accuspanning te laag. Deze optie schakelt het relais in AAN wanneer de accuspanning te laag wordt, zie Instellingen lage
accuspanning hieronder. Dit is de standaardinstelling wanneer de relaisfunctie actief is.
5. Egalisatie actief. Met deze optie schakelt u het relais AAN wanneer de handmatige egalisatiemodus actief is.
6. Foutstatus. Met deze optie schakelt u het relais AAN als er een fout optreedt.
7. Optie ontdooien (Temp < -20 °C) . Met deze optie schakelt u het relais AAN wanneer de temperatuur van de acculader
onder de -20 graden Celsius daalt.
8. Accuspanning te hoog. Met deze optie schakelt u het relais AAN wanneer de accuspanning te hoog is. Zie Instellingen
accuspanning te hoog hieronder.
9. Druppellaad- of opslagstatus. Met deze optie schakelt u het relais AAN wanneer de acculader in de druppellaadstatus
staat.
10. Dagdetectie (panelen bestraald). Deze optie schakelt het relais AAN als de zonnepanelen energie leveren (dag/nacht
detectie).
Instellingen bij te hoge paneelspanning
1. Te hoge paneelspanning. (Door de gebruiker gedefinieerde spanning)
2. Paneelspanning niet meer te hoog. (Door de gebruiker gedefinieerde spanning)
Pagina 15
Geïsoleerde SmartSolar MPPT RS
Installatie