Bediening
Om correcte meetwaarden te verzekeren is het noodzakelijk
reflecterende plakkers te gebruiken. Om de reflecterende
plakkers aan te brengen, moet u wachten tot het meetobject
tot stilstand is gekomen.
De ideale afstand tot het meetobject is tussen 10 en 40 cm.
Richt tijdens het meten op de relecterende plakker steeds
met een hoek van 30°. Daardoor worden meerdere terug
kaatsingen van het oppervlak vermeden.
Wanneer er geen reflecterende plakker kan aangebracht
worden, moet er gecontroleerd worden of de reflecterende
eigenschappen van een reflecterende plaats van het
meetobject geschikt zijn voor een rpm meting. Richt in dit
geval loodrecht op het meetobject en controleer of een
waarde wordt weergegeven. Wanneer het meetobject
meerdere weerspiegelingen per omwentelingen toont (bv.
een reflecterende ventilator met 5 bladen), moet er, om een
correcte toerentalmeting uit te voeren, het aantal impulsen per
omwenteling (bv. aantal bladen van de ventilator) ingegeven
worden in het meetinstrument. Zie onder.
ã Instrument aanschakelen:
drukken.
De meetmodus opent.
ã Displayverlichting aanschakelen
3 Instrument is aangeschakeld.
drukken.
Displayverlichting dooft automatisch 10 sec. na het
laatste gebruik.
ã Displayweergave wisselen / Aantal bladen instellen:
Als alternatief voor het ingeven van de impulsen per
omwenteling (bv. aantal bladen van de ventilator) kan de
instelling NO.1 gekozen worden. Het toerental wordt dan
aan de hand van de meetwaarden manueel berekend
(meetwaarden verdeelt over impuls/aantal bladen).
Bediening 7