7.1.4 Meetinstellingen configureren
Selecteer de meetmodus, meeteenheden, dataloggerinstellingen, resolutie en meer.
1. In het hoofdmeetscherm, drukt u op Opties>Meetopstelling.
2. Selecteer een optie.
Optie
Omschrijving
Bezig met
Stelt de meetmodus in op de modus enkel, continu of minimaal. Standaard: enkel. Enkel—
meten
De meting stopt wanneer de meetwaarde stabiel is. Continu—De meting gaat door tot de
gebruiker op Klaar drukt. Minimale modus—Wordt ingeschakeld wanneer een online en
laboratoriummeting worden vergeleken en de procesmeting een lager NTU-bereik heeft.
Verwijder de invloed van niet-representatieve deeltjes in het steekmonster. Signaalgem.—
De troebelheidswaarde die op het display wordt weergegeven is een gemiddelde van de
waarden die zijn gemeten tijdens het geselecteerde tijdsinterval. Opties: voor enkele
meetmodus 5 tot 15 seconden. Voor continue meetmodus 5 tot 90 seconden.
Eenheid
Selecteert de meeteenheden die op het display worden weergegeven en die worden
vastgelegd in de datalogger. Opties: NTU, FNU, TE/F, FTU, EBC, mNTU of mFNU.
Standaard: NTU ).
Instelling
Past de instellingen voor de datalogger aan. Automatisch opslaan—Meetgegevens
datalogger
worden automatisch opgeslagen in het metingenlogboek. Standaard: aan. Indien niet
geselecteerd, drukt u op Opties>Opslaan om de huidige meting zo nodig in het
metingenlogboek op te slaan. Gegevensformaat:—Stelt het uitvoerformaat in van de
meetgegevens die naar externe apparaten worden gestuurd (CSV of XML). Standaard:
XML. Afdrukformaat—Stelt het uitvoerformaat in van de meetgegevens die naar een
printer worden gestuurd (Snelle afdruk of Detailafdruk (GLP)). Opmerkingen—Laat
gebruikers opmerkingen toevoegen bij een invoer in het logboek. Automatisch sturen—
Meetgegevens worden na elke meting automatisch naar alle apparaten gestuurd (bijv.
printer, USB-stick en FTP-server) die op het instrument zijn aangesloten.
Resolutie
Selecteert het aantal decimalen dat op het display wordt weergegeven. Opties:
0,001 (standaard) of 0,0001.
Bubbel
Stelt Bubbel afwijzen in op Aan (standaard) of Uit. Indien ingeschakeld worden hoge
afwijzen
troebelheidswaarden veroorzaakt door bubbels in het monster niet weergegeven of
opgeslagen in de datalogger.
Sluit deksel
Schakelt in of uit dat het instrument een meting automatisch start wanneer het deksel wordt
voor starten
gesloten. Standaard: aan. Er wordt alleen een meting uitgevoerd wanneer zich een
meting
monsterkuvet in het instrument bevindt.
7.1.5 Het acceptabele bereik instellen
Voordat online en laboratoriummetingen op het instrument worden vergeleken, stelt u het
acceptabele bereik voor de vergelijkingsresultaten in. Het acceptabele bereik is het maximale
verschil dat is toegestaan tussen de online en laboratoriummetingen.
1. Druk op LINK2SC.
2. Druk op Opties>Opstelling vergelijken.
3. Druk op Acceptabel bereik>Eenheid.
4. Selecteer een optie.
Optie
Omschrijving
%
Stelt het acceptabele bereik in op een percentage (1 tot 99%).
NTU
Stelt het acceptabele bereik in op NTU-eenheden (0,015 tot 100,00 NTU).
5. Druk op Waarde en voer vervolgens het acceptabele bereik in.
16 Nederlands