6. Machine in gebruik nemen
Fijn slijpen (koud)
60
AANWIJZING
Risico op beschadiging van de rail!
Indien de spoorstaaf bij het fijnslijpen aanzienlijk dieper
wordt afgeslepen (let op de aangegeven landspecifieke
waarde), leidt dit reeds tot aantasting van het spoorstaafop-
pervlak.
► Slijp het oppervlak van de rail niet dieper dan het omlig-
gende bovenvlak van de rail.
1. Laat het slijpwerktuig terwijl de motor loopt met de laspa-
rel van het handwiel zakken, tot de eerste rondvliegende
vonken zichtbaar zijn.
2. Beweeg het slijpwerktuig over het te slijpen railstuk zonder
verdere diepte-instelling.
Het slijppunt is beëindigd wanneer de slijpkraal tot de
gespecificeerde waarde is afgeslepen.
Als het fijnslijpen wordt uitgevoerd zoals zojuist be-
schreven, dan kan een suboptimale oppervlaktekwali-
teit zoals in de volgende afbeelding het resultaat zijn
(Schematisch weergegeven, niet op schaal):
Afb. 59: Slijpen met vaste toevoer
1
Traject van de slijpmachine (vooruit-achteruit)
2
Resulterende slijppatroon (niet optimaal)
3
Lasverbinding
4
Rail
5
Slijpwerktuig
13.45MD/59