Bediening van de
camera (optioneel)
Wanneer een optionele camera is aangesloten, kan het beeld van de
camera uitgevoerd worden naar de monitor.
Een camera voor vooraanzicht of voor achteraanzicht kan worden
aangesloten op dit toestel.
Kies de instelling voor Camera keuze (Voor, Achter of Anders)
overeenkomstig de aangesloten camera. Zie "De invoer van de camera
instellen" (pagina 41) voor meer informatie.
Camera voor vooraanzicht:
Wanneer de HCE-C257FD/HCE-C212FD aangesloten is, kunnen
omstandigheden aan de voorkant van het voertuig (bv. objecten,
mensen en andere gevaren) gezien worden.
Achteruitrijcamera:
Als een HCE-C127D/HCE-C157D/HCE-C252RD-camera aangesloten is
en het voertuig in achteruit geschakeld wordt, dan wordt het beeld
van de achteruitrijcamera (met aanduidingen voor de breedte van
het voertuig en de beschikbare afstand) automatisch op het scherm
van dit toestel weergegeven.
Andere camera's:
Stel dit in wanneer u een camera aansluit anders dan een
vooraanzicht of achteruitrijcamera, zoals bijvoorbeeld een
interieurcamera of een zijcamera.
HDMI-camera:
Instellen wanneer een HDMI-camera is aangesloten.
U kunt de kwaliteit van het camerabeeld aanpassen.
Instellingsitems: Helderheid / Kleur / Contrast
Zie "Instellingen voor Beeldkwaliteit" (pagina 33).
Achteruitrijcamera gebruiken
Het beeld van de achteruitrijcamera
weergeven via het menuscherm
1
Druk op de
(MENU)-knop.
Het menuscherm wordt weergegeven.
[Camera]-knop
2
Raak [Camera] aan.
Het beeld van de achteruitrijcamera wordt weergegeven.
• Als uw voertuig de achteruitrijcamera met geluidsfunctie ondersteunt,
kunt u kiezen of u naar het externe geluid wilt luisteren.
Raadpleeg "Camera met Geluid Aan/Uit instellen" (pagina 43).
• Raak het scherm aan terwijl het camerabeeld weergegeven wordt, en
raak [
] of [ ] aan om terug te keren naar het hoofdbronscherm of
vorige scherm.
70
-NL
• U kunt een "Hulplijnen Instellen" uitvoeren. Zie "De geleider van de
Camera Achter/Voor/Zijkant aanpassen" (pagina 41) voor meer
informatie.
De beelden van de achteruitrijcamera
weergeven als de auto in de
achteruitversnelling staat
1
Schakel de versnellingspook naar de achteruitpositie (R).
Zolang de auto in zijn achteruit staat, worden de beelden van de
achteruitrijcamera weergegeven.
2-1
Wanneer "Shutdown Vertraging" op Aan staat:
Als de versnellingspook in een andere stand zet dan
achteruit (R) stand, geeft de monitor gedurende 10
seconden beeld van de voorkant
en keert vervolgens terug naar het vorige scherm.
2-2
Wanneer "Shutdown Vertraging" op Off (Uit) staat:
Als u de versnelling in een andere stand dan (R)
(achteruit) zet, verschijnt kort daarna de vorige
schermweergave.
*1 Alleen als de camera aan de voorzijde is aangesloten.
*2 Als er geen camera aan de voorzijde is aangesloten.
*3 Als het voertuig vooruit beweegt en de snelheid groter is dan een
bepaalde waarde, zal het scherm automatisch terugkeren naar het
vorige bronscherm.
• Vertrouw nooit volledig op een camera wanneer u achteruitrijdt. Kijk
altijd achterom en gebruik de camera slechts als extra hulp.
• Ga voor meer informatie over de functie Shutdown Vertraging naar
"Shutdown Vertraging op aan/uit zetten" (pagina 43).
• Deze functie werkt wanneer de achteruitrijkabel correct is aangesloten.
• U kunt een "Hulplijnen Instellen" uitvoeren. Zie "De geleider van de
Camera Achter/Voor/Zijkant aanpassen" (pagina 41) voor meer
informatie.
Het beeldpatroon voor de achteruitrijcamera
wijzigen
Als de camera een knop heeft om het zicht te veranderen, dan zal er een
Directe Veranderingsknop worden weergegeven.
1
Raak het scherm aan wanneer het beeld van de
achteruitrijcamera wordt vertoond.
Het bedieningsscherm wordt weergegeven op het scherm.
• Na een time-out van 5 seconden keert het bedieningsscherm terug
naar het camerabeeldscherm.
2
Raak [Terug], [Panorama], [Hoek] of [Boven] aan.
Het beeldpatroon verandert.
[Terug]:
Achteruitrijzicht
[Panorama]: Panoramazicht
[Hoek]:
Hoekzicht
[Boven]:
Grondzicht
• Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de camera voor meer informatie
over beeldpatronen.
• U kunt een "Hulplijnen Instellen" uitvoeren. Zie "De geleider van de
Camera Achter/Voor/Zijkant aanpassen" (pagina 41) voor meer
informatie.
De gidsweergave in- of uitschakelen
1
Raak het scherm aan wanneer het beeld van de camera
wordt vertoond.
Het bedieningsscherm wordt weergegeven op het scherm.
• Na een time-out van 5 seconden keert het bedieningsscherm terug
naar het camerabeeldscherm.
*1, 3
*2, 3
of de achterkant