In bedrijf nemen
66
1
2
3
Afb. 25: Overzicht doseerbewaking
1
Bovenste stelring
2
Ringnaderingsschakelaar
3
Onderste stelring
4
LED
Voorwaarden:
De doseerpompen zijn ontlucht.
n
De bedrijfsdruk in de installatie is gelijk aan de druk die later
n
ontstaat tijdens bedrijf.
1.
De betreffende bovenste stelring (1) van de doseerbewa‐
kingen geheel naar boven draaien.
2.
De ringnaderingsschakelaars (2) en de betreffende onderste
stelringen (3) naschuiven.
3.
Start de doseerpompen met
VOORZICHTIG!
Bij een noodgeval kunnen de pompen met
„STOPP" worden gestopt.
De LED bij een ringnaderingsschakelaar (2)
gaat uit, als deze te ver naar boven is
geschoven.
De LED bij een ringnaderingsschakelaar (2)
blijft branden, als deze te ver naar onder is
geschoven.
4.
Elke ringnaderingsschakelaar (2) langzaam laten zakken, tot
het getal op de weergave continu op 0 tot 1 slag blijft staan
(bijv. voor de linker ringnaderingsschakelaar (HCl): linker‐
zijde).
5.
De onderste stelringen (3) daarna nog 1 omwenteling laten
zakken.
6.
Laat nu de betreffende bovenste stelringen (1) omlaag op de
ringnaderingsschakelaars (2) zakken.
7.
De beide stelringen strak tegen de ringnaderingsschakelaar
schroeven, zodat deze later niet kan verschuiven.
„Verder" omschakelen naar het menu „Kalibreren" - zie
8.
Met
het volgende hoofdstuk.
4
P_PMA_BEZ_0169_SW
„START" .