INSTALLATIE- EN SERVICEHANDBOEK VOOR PROFESSIONALS
Installatie: Eerste inbedrijfstelling en kalibratie
Eerste inbedrijfstelling en kalibratie
Voor het bereiken van het juiste comfortniveau en het controleren van de luchtvochtigheid,
is het belangrijk de hoeveelheid in de woning binnenstromende toevoerlucht en de
afvoerlucht naar buiten uit de woning te regelen.
Dit gebeurt door het instellen van de ventilatorsnelheid bij een nominaal bedrijf, die
overeenkomt met niveau 3.
De kalibratie moet plaatsvinden in de volgende situaties:
• Vóór de eerste inbedrijfstelling
• Na wijzigingen aan de omvang van de woning
• Na renovaties, die het luchtkanaalsysteem betreffen
• Na het verwisselen van het filtertype, bijv. in verband met het pollenseizoen
INFORMATIE
Giet vóór de kalibratie 0,5 l water in de sifon, om het ontsnappen van lucht uit de
condensafvoer te verhinderen.
INFORMATIE
Houd rekening met het volgende:
• De vereiste luchtstroom voor elke ruimte moet voldoen aan de nationale
• Grotere aanpassingen aan de ventielen kunnen de hoofdluchtstroom sterk veranderen.
LET OP
Gevaar voor vochtschade!
Is het toevoerluchtvolume groter dan het afzuigluchtvolume, wordt vochtige lucht
binnengebracht in het gebouw. Hierdoor kan schade aan het gebouw worden veroorzaakt,
als de dampbarrière van het gebouw niet 100% luchtdicht is.
• Zorg bij het aanpassen van de luchtstroom bij het apparaat, dat het afzuigluchtvolume
Alle luchtkleppen in het ventilatiekanaalsysteem moeten volgens de aanbevelingen van de
Vóór de kalibratie
fabrikant zijn geïnstalleerd, voordat de eenheid kan worden gekalibreerd. Zorg dat u de
volgende uitrusting onder handbereik heeft:
• Drukmanometer met een slang met een diameter van ca. 5 mm, die geschikt is voor de
• Schroevendraaier met kop/bit voor Torx-schroeven, maat 25
Als eerste stap in het kalibratieproces moet de totale luchtstroom / hoofdluchtstroom bij
Kalibratie van de
het externe kanaalsysteem met geschikte apparatuur worden gemeten en tegelijkertijd met
luchtkanalen
de PC-tool of op het bedieningspaneel worden ingesteld op de gewenste waarde.
Daarna moeten de ventielen in alle ruimten zo worden ingesteld, dat de vereiste
luchtstroom voor de betreffende ruimten wordt bereikt.
ventilatienormen en/of bouwvoorschriften.
Controleer daarom de hoofdluchtstromen en deze indien nodig aanpassen. Het volume
van de bij de kalibratie bereikte, definitieve totale luchtstroom, moet minimaal 5 tot
10% groter zijn dan het volume van de bereikte totale luchtstroom, zodat een
betrouwbaar bedrijf wordt gewaarborgd en om te zorgen voor de voorwaarden voor
een massabalans in het totale systeem.
5 - 10% groter is dan het toevoerluchtvolume.
drukadapter bij de eenheid, die een diameter heeft van 6 mm.
35