Aanwezigheidsmelder thePrema P360 KNX
Object
Objectnaam
Object 6
Kanaal C1 alter-
natieve gewenste
lichtsterkte
Object 17
Kanaal C2 alter-
natieve gewenste
lichtsterkte
Object 7
Kanaal C1 meetwaar-
de luxmeter
Kanaal C2 meetwaar-
Object 18
de luxmeter
Object 8
Kanaal C1 ruimtecor-
rectiefactor
Kanaal C2 ruimtecor-
Object 19
rectiefactor
Object 9
(Kanaal C1) lichts-
terkte
Object 20
(Kanaal C2) lichts-
terkte
Object 10
(Kanaal C1) externe
lichtsterkte
(Kanaal C2) externe
Object 21
lichtsterkte
Object 11
Kanaal C2 licht
Object 11
Kanaal C2 licht
Object 12
Kanaal C2 licht
Object 13
Kanaal C2 licht
Object 14
Kanaal C2 licht
1103080402 / 02.2016 © Theben HTS AG
Functie
Beschrijving
Waarde ontvan-
Object beschikbaar als bij <Alternatieve gewenste lichtsterkte via bus instellen> ja"
gen
werd geselecteerd.
Daarmee kan de alternatieve gewenste lichtsterkte tijdens het gebruik opnieuw
worden ingesteld.
Ligt de ontvangen gewenste lichtsterkte buiten het waardebereik (5..3000 lux) of
past de gewenste lichtsterkte niet bij de momenteel ingestelde ruimtecorrectiefactor
(zie instelgrens), dan wordt de ontvangen gewenste lichtsterkte automatisch in de
betreffende grenswaarde veranderd.
Object 6 of 17 zendt de opgeslagen waarde van de alternatieve gewenste lichtsterkte
terug.
Bij wijziging van de alternatieve gewenste lichtsterkte met de managementafstands-
bediening "SendoPro 868-A" wordt de nieuwe waarde gezonden.
Waarde "0" betekent bij schakelen "Meting UIT".
Waarde ontvan-
Object beschikbaar als bij <Gemeten lichtsterkte via bus instellen> „ja" werd gese-
gen
lecteerd.
Voor de berekening van de ruimtecorrectiefactor is de gemeten luxmeterwaarde
nodig. De luxmeter wordt op het werkvlak onder de sensor geplaatst en de gemeten
luxwaarde wordt via object 7/18 of de managementafstandsbediening "SendoPro
868-A" gezonden.
De ruimtecorrectiefactor wordt direct na de invoer automatisch berekend. Het object
8/19 zendt de opgeslagen waarde (schaal met factor 100).
Waarde oproe-
Object beschikbaar als bij <Gemeten lichtsterkte via bus instellen> „ja" werd gese-
pen
lecteerd.
De ruimtecorrectiefactor wordt na invoer van de luxmeterwaarde automatisch bere-
kend of via de ETS ingevoerde. De toegestane waarden liggen tussen 0,05 en 2,0.
Berekende of ingevoerde waarden buiten het toegestane bereik worden automatisch
op de betreffende grenswaarde ingesteld.
Ter controle kan de ruimtecorrectiefactor via object 8 voor kanaal C1 licht resp. via
object 19 voor kanaal C2 licht worden opgevraagd (schaal met factor 100).
Lux-waarde
Object beschikbaar als bij <Lichtsterkte naar bus zenden> „ja" werd geselecteerd.
zenden
De aanwezigheidsmelder zendt via object 9/20 de momenteel gemeten lichtsterkte als
2-byte-telegram. De frequentie van de telegrammen hangt af van de cyclustijd en de
minimale verandering van de lichtsterkte.
De 2-byte-telegrammen naar object 9/20 dienen ter visualisatie van een lichtsterkte.
Voor een regeling is het raadzaam de interne constante lichtregeling van de aanwezig-
heidsmelder te gebruiken.
De lichtsterkte wordt met de ruimtecorrectiefactor aan de ruimtelijke omstandigheden
aangepast. Zie pagina 19 hoofdstuk 2.4.3
Lux-waarde
Object beschikbaar als bij <Bron lichtsterktemeting> „extern" werd geselecteerd.
ontvangen
Als alternatief voor de interne lichtmeting kan een externe lichtsterkte via object 10
voor kanaal C1 resp. via object 21 voor kanaal C2 worden gebruikt.
Schakelen
Bij het gebruik van twee schakeluitgangen dient object 11 voor het lichtsterkteaf-
hankelijk schakelen van kanaal C2 licht.
Functie zie object 0: kanaal C1 licht: schakelen.
Schakelen
Object 12 - 14 zijn beschikbaar als bij de functie „Constante lichtregeling" of voor
„Schakelen" <Verlichting dimbaar bij schakelen> "ja" werd geselecteerd.
Lichter/donker-
der
Bij gebruik van twee kanalen dienen object 11 - 14 voor de regeling of constante
lichtregeling van kanaal C2 licht.
Waarde zenden
Functie zie object 0 - 3: kanaal C1 licht.
Waarde retour-
melding
Pagina 12 van 57
Technische wijzigingen en drukfouten voorbehouden.