Aanwezigheidsmelder thePrema P360 KNX
2.3.3 Eingeschappen van de objecten voor de lichtregeling
Bij het schakelen verandert de naam gewenste waarde in schakelwaarde.
Object
Objectnaam
Object 0
Kanaal C1 licht
Object 0
Kanaal C1 licht
Object 1
Kanaal C1 licht
Object 2
Kanaal C1 licht
Object 3
Kanaal C1 licht
Object 4
Kanaal C1 gewenste
lichtsterkte
Kanaal C2 gewenste
Object 15
lichtsterkte
Object 5
Kanaal C1 gewenste
lichtsterkte (Teach-in)
Kanaal C2 gewenste
Object 16
lichtsterkte (Teach-in)
1103080402 / 02.2016 © Theben HTS AG
Functie
Beschrijving
Schakelen
In de functie „Schakelen" zendt de schakeluitgang licht C1 bij het herkennen van een
beweging en onvoldoende lichtsterkte een AAN-telegram en na afloop van de naloop-
tijd of bij voldoende lichtsterkte een UIT-telegram:
0 = afwezigheid of voldoende lichtsterkte (UIT)
1 = aanwezigheid en onvoldoende lichtsterkte (AAN)
Schakelen
Object 1 - 3 zijn beschikbaar als bij de functie „Constante lichtregeling" of bij „Scha-
kelen" <Verlichting dimbaar bij schakelen> "ja" werd geselecteerd.
Lichter/donker-
der
In de functie „Constante lichtregeling" worden de objecten 0 - 3 voor de constante
lichtregeling gebruikt. De constante lichtregeling werkt alleen als alle vier objecten
Waarde zenden
worden verbonden. De reactie verschilt afhankelijk van de ingestelde parameters.
Waarde retour-
De constante lichtregeling kan met een waarde- of AAN-telegram worden gestart.
melding
Nadere informatie vindt u op pagina 22 hoofdstuk 2.4.6
In de functie „Constante lichtregeling" of „Constante lichtregeling zonder aanwezig-
heid" kan de constante lichtregeling ook zonder aanwezigheid worden gebruikt. Het
gebruik onafhankelijk van de aanwezigheid kan via object 24 worden geactiveerd en
gedeactiveerd.
De aanwezigheidsmelder bezit geen specifieke drukknopingangen, maar reageert op
drukknopcommando's, die naar object 0 t/m 2 worden gezonden.
Als reactie kan bij handmatige regeling "school" of "office" worden gekozen.
Let op de opmerkingen over de drukknopbediening op pagina 33 hoofdstuk 3.
Waarde ontvan-
Object beschikbaar als bij <Lichtsterkte via bus instellen> „ja" werd geselecteerd.
gen
Daarmee kan de gewenste lichtsterkte tijdens het gebruik worden gewijzigd.
Ligt de ontvangen gewenste lichtsterkte buiten het waardebereik (5..3000 lux) of
past de gewenste lichtsterkte niet bij de momenteel ingestelde ruimtecorrectiefactor
(zie instelgrens), dan wordt de ontvangen gewenste lichtsterkte automatisch op de
betreffende grenswaarde ingesteld.
Object 4 / 15 zendt de opgeslagen waarde van de gewenste lichtsterkte terug.
Bij wijziging van de gewenste lichtsterkte met de afstandsbediening wordt de nieuwe
waarde gezonden.
De waarde "0" betekent bij schakelen "Meting UIT".
$01=oproepen,
Object beschikbaar als bij <Lichtsterkte via bus instellen> „ja" werd geselecteerd.
$81=opslaan
Met een waardetelegram $81 (129) neemt de aanwezigheidsmelder de actueel
gemeten lichtsterkte [lux] als nieuwe gewenste lichtsterkte resp. alternatieve gewenste
lichtsterkte over (afhankelijk van de lichtsterkte die op dat moment actief is).
Als bijv. op de alternatieve gewenste lichtsterkte werd omgeschakeld, wordt de
momenteel gemeten lichtsterkte [lux] door het waardetelegram $81 (129) in de alter-
natieve gewenste lichtsterkte overgenomen.
Object 4 of 15 zendt de opgeslagen waarde van de momenteel actieve gewenste
lichtsterkte resp. object 6 of 17 de alternatieve gewenste lichtsterkte (afhankelijk van
welke lichtsterkte op dat moment actief is).
Met een waardetelegram $01 (1) zendt object 4 of 15 de huidige gewenste lichtsterk-
te resp. object 6 of 17 als de alternatieve gewenste lichtsterkte actief is.
De momenteel actieve gewenste lichtsterkte wordt overgenomen.
Pagina 11 van 57
Technische wijzigingen en drukfouten voorbehouden.