VOORBEREIDING EN AFBAKENING VAN DE WERKGEBIEDEN
Voorbereiding van het gras dat gemaaid moet worden
1.
Controleer of het te maaien grasperk uniform is en geen kuilen, stenen of andere obstakels
bevat. Zoniet moet dit probleem opgelost worden. Wanneer bepaalde obstakels niet
verwijderd kunnen worden, moeten die zones gepast beschermd worden.
2.
Controleer of alle zones van het grasperk zich binnen de toegestane waarde van de helling
bevinden (raadpleeg "Technische gegevens" op pagina 9).
De robot beweegt vrij op het grasperk dankzij sensoren die de aanwezigheid van het gras herkennen.
De tuin moet gepast gecontroleerd en aangepast worden zodat de robot over de noodzakelijke
ruimte beschikt om het gebrek aan gras te herkennen. Respecteer nauwgezet de onderstaande
opmerkingen zodat de robot veilig gebruikt kan worden.
AFBAKENINGEN / BESCHERMINGEN
MUURTJE
HOGER DAN
9 cm. / 3,5 inc.
Types van afbakeningen/beschermingen die gebruikt kunnen worden voor een correcte beperking van de werkzone
van de robot
De robot heeft minstens 25 cm
(9,84 in.) van gebrek aan gras nodig
om veilig te kunnen stoppen en
van richting te kunnen veranderen.
In geval van grasperken met een
voetpad of een kantsteen moet deze
minstens 25 cm (9,84 in) breed zijn.
Kantstenen die smaller dan 25 cm
(9,84 in.) zijn, moeten beschermd
worden met een bevloering of door
boogjes op het terrein te plaatsen
zoals aangeduid wordt op de
afbeelding, zodat de robot daar tegen
kan stoten.
HAAG
BOOGJES
15
OK
BEVLOERING
BREDER DAN
25 cm. / 9,8 inc.
OK
MINSTENS
25 cm. / 9,8 inc. BREED
Handboek
NL